Het trio The Dead C uit Nieuw-Zeeland heeft sinds de oprichting in 1986 meer dan eens opgetreden in Europa. Nederland werd tijdens eerdere tournees overgeslagen. De opwinding was op sociale media binnen mijn bubbel groot toen dit jaar opeens optredens in ons land werden aangekondigd. De laatste van de drie Nederlandse concerten vond woensdag plaats in OCCII Amsterdam.
De cd In Love With These Times – A Flying Nun Compilation was in 1989 een mooie introductie tot alternatieve gitaarmuziek uit Nieuw-Zeeland. Van twee bands wilde ik direct meer horen: Headless Chickens en The Dead C. Laatstgenoemde band sluit de compilatie af met het experimentele The Wheel, afkomstig van hun eerste elpee DR503. Op die plaat neemt het trio de fakkel over van Sonic Youth en wordt een vlam ontstoken die nog steeds smeult. Op de plaat wordt rock uit elkaar gereten en van de huid ontdaan door muzikanten die lijken te dwalen tussen slaap en ontwaakte toestand. Teksten worden gemompeld, melodieën aan de kant geschoven en gitaren ontstemd. The Dead C speelt nauwelijks riffs en de drummer slaat zelden met gestage slag. Ruis en feedback maken onlosmakelijk deel uit van de metal machine music. Op latere elpees, zoals Armed Courage (2013) en Rare Ravers (2019), worden hele plaatkanten gevuld met lange, vurige en vrije noise jams.
Ik was vergeten dat ik The Dead C al eens live heb gezien. Een Utrechtse connectie wees mij er een paar weken geleden op dat de band deel uitmaakte van een festival in december 2006 waar ik ook bij aanwezig was: de door Thurston Moore gecureerde editie van All Tomorrow’s Parties, georganiseerd in een vakantiepark in Somerset. Met enige moeite vond ik eerder deze week de recensie die ik indertijd voor De Subjectivisten had geschreven. Er was een goede reden dat het optreden van The Dead C ver weg in mijn geheugen zat verstopt. De band was namelijk een tegenvaller. Dat lag niet aan gitarist Bruce Russell en zijn af en toe zingende gitaarmaatje Michael Morley. Hun intens vechtende gitaren werden echter tegengezeten door het bouwvallige en veel te hard afgestelde drumwerk van Robbie Yeats, noteerde ik in 2006. Was dat teleurstellende optreden een minder geslaagde momentopname of stond ons deze week in Amsterdam hetzelfde lot te wachten?
Russell, Morley en Yeats deden deze maand drie optredens in het land. Na Nijmegen en Rotterdam was woensdag Amsterdam aan de beurt. Roy Montgomery was met hen meegereisd om het voorprogramma te verzorgen. De gitarist nam plaats op de rand van het podium in OCCII. Hij vroeg de eerste rijen vriendelijk of ze op de grond wilden zitten. We gingen door onze knieën en trotseerden de betonnen ondergrond. Montgomery verontschuldigde zich bij voorbaat voor de ruwe versies die hij speelde van nummers die nog op plaat moeten verschijnen en in sommige gevallen door andere vocalisten worden gezongen. De gitarist speelde de hele set in dezelfde open stemming. Resonerende grondtonen gaven de vertolkte partijen een Oosters karakter. Montgomery zong af en toe met een lage bariton. Zijn stem deed denken aan Bill Callahan en Michael Gira. Een enkele keer greep de muzikant terug op ouder materiaal, zoals met een verkorte versie van het instrumentale Fantasia On A Theme By Sandy Bull die een hele plaatkant vult op de verzamelbox Harmony Of The Spheres. Het zoekende gitaarspel was een beetje onbeholpen, maar de muzikant wist de zaal stil te houden met zijn aandoenlijke aankondigingen en mistroostige repertoire.
De mannen van The Dead C wachtten tot klokslag 22:00 uur voordat ze het podium betraden voor een lange improvisatie. Russell zorgde links voor gitaargeluiden in de hogere frequenties. Rechts liet Morley zijn instrument lage akkoorden brommen. Hij zong op vertraagde en zeurderige wijze tekstflarden die willekeurig uit de lucht leken gegrepen. Aan variatie deden de mannen niet. Het maakte weinig uit of Russell de snaren met een slide bespeelde of met de onderkant van een bierflesje. Zijn geluid bleef onveranderd hetzelfde. Het spel van drummer Yeats bleek 17 jaar na All Tomorrow’s Parties onveranderd bouwvallig. Gebrekkige instrumentbeheersing weerhield hem niet om ongedurig en druk te timmeren op zijn drumstel. Yeats bleef maar rammen, gaf de snaredrum er extra hard van langs en overstemde zo het totaalgeluid. Het leek alsof de gitaristen hem begeleidden in plaats van andersom.
Het drukke spel van Yeats had een spannend contrast kunnen vormen met de experimenten van zijn twee muzikale vrienden. De drummer beschikte helaas over te weinig speltechniek om spanning teweeg te brengen. Hij heeft zich in tegenstelling tot mede-autodidact Han Bennink nooit ontwikkeld. Bennink mag ook graag dominant zijn en dwars door het spel van andere muzikanten zijn eigen weg slaan, maar de Nederlandse drummer heeft de afgelopen decennia genoeg muzikale bagage bij elkaar verzameld om te blijven verrassen. Gebrek aan techniek en visie tijdens het optreden van The Dead C wekte bij mij al vrij snel irritatie op. Het is goed om principieel tegendraads te zijn en rockclichés te ontmantelen, maar de Nieuw-Zeelandse band gaf mij er deze avond te weinig voor terug.