Het actieve muziekleven komt deze maand heel langzaam op gang. Net als bij een revalidatieproces gaat het met voorzichtige eerste schreden. OCCII opende zaterdag na drie maanden eindelijk weer de deuren en vierde de herstart met een serie uitverkochte optredens van het duo Zea & Oscar Jan Hoogland en het soloproject Bhajan Bhoy. De muzikanten traden drie keer op voor telkens maximaal vijftien man/vrouw publiek. Eén show in de middag en twee ’s avonds. Het gaat een beetje ver om het middagprogramma een historische gebeurtenis te noemen, maar zo voelde het wel.
Eind februari was mijn laatste OCCII-concert onder normale omstandigheden. Het publiek stond dicht op elkaar en vlak bij de muzikanten van The Legendary Pink Dots. Voorprogramma Bear Bones, Lay Low had zijn apparatuur voor het podium gezet en werd omringd door bezoekers. De afstand tussen performers en toeschouwers is normaal gesproken klein in het zaaltje en dat maakt het bijwonen van concerten daar extra aantrekkelijk. Zaterdag zaten we noodgedwongen op gepaste afstand van elkaar, ieder op een eigen eilandje. Via sociale media was van tevoren een foto verspreid met de opstelling van de stoelen zodat we alvast aan de nieuwe situatie konden wennen. Het leek wel of we naar een exclusieve lezing gingen in plaats van naar een concert.
OCCII had alles strak volgens voorschriften geregeld. Er was geen kaartverkoop aan de deur en iedereen met een kaartje kreeg ruim op tijd een e-mail met het protocol. Bij binnenkomst volgden we netjes de instructies op en namen we braaf plaats op een stoel naar keuze. Praten met elkaar ging wat moeizaam op afstand. Veel tijd voor gesprekken hadden we niet, want de eerste act had al plaatsgenomen op het podium. Ajay Saggar mocht de historische dag openen. Deze maand verscheen onder de naam Bhajan Bhoy zijn eerste soloalbum Bless Bless. De show in OCCII was een van de kleinschalige optredens die hij in deze periode doet ter promotie van de grotendeels instrumentale plaat.
Bhajan Bhoy verbindt Oost met West door raga te vermengen met kosmische gitaarmuziek. Ajay Saggar speelde zaterdag drie verschillende sets en startte ’s middags met drie nummers die aan elkaar verbonden werden met een vooraf opgenomen drone van een tanpura. De muzikant haalde galmende akkoorden uit zijn gitaar die in herhalende patronen hoog boven de grondtoon zweefden. Een analoge synthesizer bracht extra klankkleur aan. Het volle geluid werd halverwege het optreden in het tweede nummer opengebroken met spaarzame basnoten die me deden denken aan de ambient van de Amerikaanse band Labradford. De videobeelden achter de muzikant vertoonden willekeurige taferelen die geen directe link met de muziek hadden. Oude 8mm-filmpjes van familiebijeenkomsten en hippiefestivals herinnerden ons aan tijden waarin we niet angstvallig met een boog om elkaar heen hoefden te lopen. De meditatieve muziek leende zich uitstekend voor een ligconcert, maar dan zou er nog minder plek in de kleine zaal zijn overgebleven.
Arnold de Boer van Zea en Oscar Jan Hoogland hadden vlak voor het uitbreken van de coronacrisis hun gezamenlijke album Summing uitgebracht en die op de valreep nog officieel kunnen presenteren. Het duo was blij met de hernieuwde kans om hun muziek live te laten horen. Oscar Jan vroeg of het licht in de zaal aan mocht blijven tijdens het optreden, want nu er weer publiek was wilde hij dat ook kunnen zien. Het grootste deel van het optreden bleef hij zelf gedeeltelijk verstopt achter de grote vleugel links op het podium. Arnolds gezicht bleef tijdens het zingen verborgen achter een cirkelvormige kap die de microfoon tegen mogelijke virusdeeltjes moest beschermen.
Door de noodzakelijke veilige afstand hadden we minder goed zicht op de attributen die Oscar Jan gebruikte voor het opwekken van onverwachte geluiden. Het startsignaal was een haan die uit een megafoon kraaide, waarschijnlijk dezelfde haan als op de platenhoes van Summing. Later volgden onder meer resonerende schalen, een alarm, een speelgoedgrammofoon, een Afrikaanse muziekgroep uit een cassetterecorder en jazzy melodieën op een oud klinkend orgeltje. De liedjes werden nooit overstemd door de veelheid aan muzikale speeltjes. Arnold kon zijn gitaarloopjes zelfs op fluisterniveau spelen. Hij bepaalde meestal de kaders en Oscar Jan schilderde vrijelijk binnen en buiten de aangegeven lijnen. Die vrijheid maakt elk concert van het duo net even anders dan het vorige.
Na afloop was het publiek snel buiten, want binnen bijkletsen en nadrinken is nog geen optie. Concertbezoek zal voorlopig onwennig blijven. We zijn er nog lang niet, maar het begin is gemaakt en dat stemt hoopvol.