Het lijvige boekwerk Everything Is Cinema: The Working Life Of Jean-Luc Godard (2008) van Richard Brody is een prima excuus om me voor het eerst eens goed, en in chronologische volgorde, op het werk van de nukkige Franse cineast te storten. De eerste verrassing waar het boek me op trakteert is het feit dat Godards milieu, en in het bijzonder dat van Les Cahiers Du Cinéma, bestond uit een stelletje rechtse rakkers. Hun rechtse voorkeur had voornamelijk te maken met een liefde voor de Amerikaanse cinema, iets waar de linkse garde na de oorlog, en dankzij het Marshall Plan, niets van moest weten. Een van de meest dubieuze vrienden van Les Cahiers wilde een besloten filmvoorstelling weleens opleuken door in nazi-uniform op te dagen. Godard manoeuvreerde vanaf zijn tweede, politieke film Le Petit Soldat meer naar linkerzijde.
Godard is geen makkelijke man (maar welk grote regisseur is dat wel?). Zijn onzekerheid verhult hij met een afstandelijke houding ten opzichte van de menselijkheid, geholpen door een donkere bril waar de ogen grotendeels achter verborgen blijven. Hij had in zijn jonge jaren ook de onhebbelijke neiging zonder toestemming uit andermans kas te graaien, als ‘lening’ voor zijn filmprojecten. Zijn speelfilmdebuut À Bout De Souffle (1960) blijft een historische mijlpaal, al voel ik de schok van het nieuwe een halve eeuw na dato niet meer. Emotioneel gezien blijft er altijd een groot gat tussen de film en mezelf.
Ook na het ernstige Le Petit Soldat had ik niet verwacht plezierig verrast te worden door Godards derde film Une Femme Est Une Femme. Godard heeft gevoel voor humor en er valt daadwerkelijk te lachen om de intellectuele fratsen en vormtechnische kwinkslagen. De in Parijs geboren, Frans/Zwitserse regisseur heeft lak aan de regels. Hoofdspersonages Angela (Anna Karina), Émile Récamier (Jean-Claude Brialy) en Alfred Lubitsch (Jean-Paul Belmondo) kijken geregeld recht in de camera (met of zonder knipoog), de muziek van Michel Legrand is zeer versnipperd en verdwijnt al in de eerste minuut bruusk als Angela de straat op loopt. Als de actrice een liedje inzet, en je een begeleidend orkest zou verwachten, zwijgen de bijbehorende instrumenten juist. Vlak voor hun oplopende meningsverschil over het wel of niet nemen van een kind, bekvechtend tussen de veel te witte muren van hun woning, maken Angela en Émile tijd voor een buiging naar het publiek. Dankzij de losse aanpak van Godard (die de meeste dialogen pas op de dag zelf schreef, soms tot frustratie van de acteurs) gaat de film binnen een beperkt gegeven vrolijk alle kanten op.
De montere, chaotische vrijheid van Une Femme Est Une Femme doet me heel erg denken aan het televisie-oeuvre van Wim T. Schippers, de Godard van de Nederlandse televisie, van wie het complete werk de laatste tijd stapsgewijs en zeer verzorgd op dvd wordt uitgebracht. Zowel in de Franse film als in programma’s als De Fred Haché Show en Barend Is Weer Bezig! worden op grappige wijze regels overtreden. Zelfs als het decor letterlijk om hen heen wordt afgebroken, blijven de acteurs doorspelen, stug ontkennend dat ze onderdeel vormen van een fictieve constructie. De acteurs spelen overdreven (bij Schippers vele malen erger dan bij Godard) en de soundtrack is wispelturig – bij Schippers zijn menigmaal meerdere muziekje dwars door elkaar heen te horen. Als je goed luistert hoor je op de achtergrond de regisseur(s) regieaanwijzingen geven.
Godard en Schippers maken woordgrappen waarbij spreekwoorden en gezegden letterlijk worden opgevat. Laat maar! (Laissez tomber! – letterlijk: laat vallen!), roept Émile naar Angela waarna zij in de keuken eieren uit haar handen laat glippen. Onze Barend loopt heus niet in zeven sloten tegelijk, zegt vader Servet, waarna Barend in een volgende scène op een weiland in een sloot kukelt – Pollens! Dat is nu al de zevende sloot waar ik in ben gevallen. Zowel Godard als Schippers verwijzen naar populaire cultuur en laten bekende mensen door het decor lopen (o.a. Willy Alberti, Ted de Braak, Ko van Dijk en Tonny Eyk bij Schippers en Jeanne Morreau in Une Femme Est Une Femme). Anna Karina’s Angela werkt in een nachtclub die niet veel verschilt van die in Schippers’ kluchten uit de jaren zeventig.
In de film en in tv-shows wordt het alledaagse overdreven uitvergroot, waarbij Schippers er meer dan bij Godard op uit is om te choqueren. De Nederlander cultiveert de banaliteit en lokte daarmee nationale ontsteltenis en Kamervragen uit, terwijl de Fransman filmwetten verhaspelt om zijn eigen leven en zijn complexe relatie met echtgenote Karina onder de loep te nemen.
De laatste samenwerking van het onafscheidelijke duo Wim T. Schippers en producer Ellen Jens met Gied Jaspars en Wim van der Linden was Het Is Weer Zo Laat!, in de volksmond beter bekend als Waldolala, met als middelpunt de gelijknamige nachtclub van Waldo van Dungen (Dolf Brouwers). Na de briljante momenten in de shows van Fred Haché (aflevering 3 is onnavolgbaar geniaal) en de bij vlagen hilarische Barend Servet, wordt met Het Is Weer Zo Laat! een verzadigingspunt bereikt. De woordgrappen zijn vrijwel allemaal kinderachtig flauw dubbelzinnig en de goedkope striptease-acts ver over hun houdbaarheidsdatum.
Bij aflevering 7 (eerste uitzending: 2 april 1978) had ik het helemaal gehad met Waldolala. De aflevering heet waarschijnlijk niet voor niets Bergafwaarts. De vermoeiende Waldo van Dungen is veel minder grappig dan Sjef van Oekel en Dolf Brouwers doet er alles aan een hekel aan zijn personage te krijgen. Als bijfiguur was Brouwers aandoenlijk, als hoofdpersonage is hij onuitstaanbaar. Met overslaande stem schmiert hij zich door het script, regelmatig veel te hard op tafels slaand. Van Dungen bakt er helemaal niets van als bedrijfsleider en mag blij zijn dat spreekstalmeester Boy Bensdorp (Rob van Houten) en bedrijfsleidster Ada (Hannah de Leeuwe) de zaak redelijk op de rails houden. Terwijl zijn vrouw Gé Braadslee (Mimi Kok) thuis met andere mannen onder de dekens duikt, stort Van Dungen zijn hart uit op de canapé van ‘psychiator’ Karlheinz Lindt (Cor Beurskens) niet wetend dat Lindt de verhalen van de nachtclubeigenaar gebruikt voor een smeuïge bestseller.
Het ritme van aflevering 7 loopt niet lekker en het is de vraag of dat bewust zo bedoeld is. Je weet het maar nooit met Schippers. De subplot van de psychiater wordt er onhandig met de haren bij gesleept om het gegeven nog een klein beetje continuïteit te geven. Brouwers schreeuwt het merendeel van de aflevering vanuit zijn woonkamer door de telefoon en Bensdorp probeert het gebrek aan betaalbare nachtclubacts op te vangen door zelf een kort rokje aan te trekken, een pruik op zijn hoofd te zetten en zichzelf Lola te noemen. Zijn dansact is een onleuke lompe vertoning. Lola blijft Bensdorp, maar Van Dungen ziet dat niet en maakt avances. Tot overmaat van ramp wordt de travestie-act in aflevering 8 opnieuw uit de kast gehaald. Smaakvol is anders, en zo vernieuwend als de eerdere shows is het allang niet meer.
Zoals opgemerkt door journalist Henk van Gelder in het dvd-boekje is Het Is Weer Zo Laat! een overgangsfase in het televisiewerk van Schippers. De tv-maker experimenteert met het over meerdere afleveringen laten doorlopen van een verhaal, maar nog zonder de finesse die hij in zijn latere programma’s zou ontwikkelen. Hij lijkt in Het Is Weer Zo Laat! te worden tegengezeten door het in eerdere shows al uitgebreid uitgemolken en lang niet meer choquerende gebruik van een nachtclubsetting. ’t Is jammer, maar helaas.