Subbacultcha vierde het tweede lustrum met een festival op meerdere locaties in de voormalige filmacademie aan de Overtoom. Het onafhankelijke muziekplatform programmeert al tien jaar lang eigenwijze muziek en geeft de avontuurlijke popliefhebber dankzij een lage financiële drempel de kans om veel nieuwe bandjes te ontdekken uit de internationale underground. Afgelopen zaterdag was het buitenlandse hoogtepunt een blauwe spookverschijning uit Brighton. Het Nederlandse hoogtepunt bestond uit drie Dokkumer branieschoppers.
Bas Morsch en Leon Caren keerden na vijf jaar afwezigheid terug met The Moi Non Plus. De twee hardst werkende concertorganisatoren van Amsterdam hebben eigenlijk helemaal geen tijd meer om muziek te maken, want naast hun werkzaamheden voor Subbacultcha zijn ze ook de initiatiefnemers van en stuwende kracht achter het culturele platform Public. In de schaduwen op het podium van de studiozaal zocht het duo een paar nummers lang naar hun oude vorm. De gitaar van Morsch werd in eerste instantie overstemd door de monotone sequencer die diende als een metronoom voor drummer Caren.
De twee muzikanten bouwden hun minimalistische nummers op de dezelfde wijze op als danceproducers, door meerdere lagen van herhalende partijen op elkaar te stapelen en af te wisselen. Zanglijnen bestonden uit slechts een paar herhaalde strofen. De gitaar bracht vaak voornamelijk boventonen voort. De invloed van oude Liars is nog steeds duidelijk aanwezig. Pas toen Morsch massieve basloopjes vanaf zijn gitaar toevoegde kreeg de muziek de gewenste gedrevenheid en deed The Moi Non Plus me zelfs even denken aan de gruizige garagerock van het duo zZz.
Na de losse, minimalistische set van The Moi Non Plus was het de beurt aan de strak vormgegeven bouwwerken van East India Youth. William Doyle uit Bournemouth noemt zichzelf een muzikaal architect en zijn liedjes klonken dan ook alsof je naar een knap geconstrueerd gebouw stond te luisteren. Op de zeldzame rustige momenten klonk hij als Jon & Vangelis en op zijn meest bombastisch als een symfonische Howard Jones. Het eenmansorkest bewoog als een onrustig beweeglijke Nikkelen Nelis achter machines die een barricade vormden tussen muzikant en publiek. De afstand werd versterkt door de concentratie waarmee Doyle overijverig in zijn eigen wereldje aan het werk was. De muzikant bevrijdde zich soms van de elektronica door zijn gitaar om te hangen en hevig schuddend basnoten en snarengeraas toe te voegen, maar dat maakte het optreden niet minder afstandelijk.
Het verjaardagsfeestje van Subbacultcha kwam een paar verdiepingen hoger in de Cinema pas goed op gang bij Apneu. Het bioscoopzaaltje is een onnatuurlijke omgeving voor een band. Rock-’n-roll behoor je staand te ondergaan en niet lui onderuitgezakt in een redelijk gerieflijke fauteuil. De band wenkte het staande publiek naar voren zodat de zittenblijvers uiteindelijk naar dansende ruggen zaten te kijken. De opgewekte, onrustige poppunk van het kwartet heeft dezelfde blije, aandoenlijke naïeve zangpartijen als die van Pete Shelley in de Buzzcocks. Leadzanger ‘Moronica Lewinsky’ had speciaal voor de gelegenheid damesschoenen aangetrokken. Hoge hakken, echte feedback.
Van de lichtvoetige vrolijkheid daalden we vervolgens af naar de duistere ernst van Gazelle Twin. Zij maakte samen met haar muzikale partner eerder dit jaar indruk in het Muziekgebouw aan het IJ. Haar afgekloven klinische muziek, teruggebracht tot afgemeten beats en spaarzame, dissonante intervallen, kwam nog beter tot zijn recht in het ruige decor van de studio in OT301. Het geluid was voller en de paar lampen achter op het podium maakten een dreigend silhouet van Elizabeth Bernhol. De zangeres danste als een lenige spookverschijning. Met haar blauwe trainingspak als uniform en het gezicht verborgen achter een masker versterkte de anoniem ogende Bernholz het idee van een mens als een emotieloos mechaniek. De emoties in haar muziek zijn zo abstract dat je ze bijna niet meer herkent. Gazelle Twin is even fascinerend als angstaanjagend.
Restaurant De Peper was deze avond speciaal voor de gelegenheid tot een poppodium omgevormd. Als je niet op tijd was kon je nauwelijks nog naar binnen. Daarom stonden we op tijd strategisch opgesteld voor aanvang van The Homesick. Een passant die de band al heel vaak had gezien waarschuwde ons dat het optreden weliswaar rustig zou beginnen maar dat de band de zaal uiteindelijk in een treinwrak zou doen veranderen. De drie bengels uit Dokkum gingen van start als vuurwerk zonder lontje. Bij het aansteken knalde The Homesick direct uit elkaar. Vanaf de eerste maat was het publiek in hoogste staat van opwinding en hield iedereen zich al dansend met veel moeite staande door evenwicht te zoeken bij de rug, arm of schouder van de dichtstbijzijnde persoon. Als je omhoog sprong zat je klem tussen de schouders van omringende omstanders en duurde het een paar seconden langer voordat de schoenen de grond weer hadden bereikt. In plaats van veganistische maaltijden werden ditmaal de veganisten zelf boven de hoofden gehouden.
Normaal gesproken houd ik me als brildrager ver van blijmoedig massaal geworstel in de moshpit, maar ditmaal was er geen ontkomen aan en hielp ook ik mee met de logistiek die is verbonden aan het afserveren van crowdsurfers. Omdat ik volledig werd opgenomen in de opgetogen reuring was ik niet in de gelegenheid om te ontdekken waarom de lekker ouderwets klinkende, vlotte psychedelische new wave van The Homesick zo effectief was. Optreden is zo te zien een natuurlijk proces voor de drie jongens en iets waar ze geen extra inspanning voor hoeven te leveren. In combinatie met een ideale locatie, een ideaal tijdstip, een feestelijke aanleiding en enkele meegereisde fanatieke aanhangers om de boel flink op te jutten, was dat zaterdag genoeg om wonderen te verrichten en iedereen achter te laten met een gelukzalig gevoel. De daarbij behorende permanente glimlach hield stand tot lang na afloop van het optreden.