Een oude zwerver staat tegen het neergelaten rolluik van de AKO aan de Ferdinand Bol zichzelf moed in te spreken voordat hij de enkele passanten zo vroeg op de morgen om kleingeld durft te vragen. Hij maakt wilde armbewegingen in de lucht en slaakt daarbij luide kreten. Hoe hard hij ook schreeuwt, we kunnen hem niet horen. Het enige hoorbare is het ratelen van de 8mm-projector achter ons en het ruizen van twee versterkers. Het trio Labdog wacht rustig en respectvol af tot het filmrolletje in zijn geheel langs het licht is gegaan en het doek weer helemaal wit is.
Labdog kent de kracht van het werk van Jaap Pieters en laat de instrumenten zwijgen. De vriendelijke man met lange baard observeert de stad vanachter zijn huiskamerraam en legt mensen vast op celluloid waar we zelf liever aan voorbijlopen. De slager die zijn rode repen vlees vanuit de laadruimte van een vrachtauto in een boodschappenwagentje kiepert. De spreeuwen die vuilniszakken kapot vreten om tussen het vuilnis iets eetbaars te vinden. Een zwerver met wilde haren en een opvallende oranje jas die zich op artistieke wijze verkeersagent waant. De eenvoudige man die de hele middag met een vliegtuigje in zijn hand staat te poseren (zelfs als de camera al is uitgezet en verdwenen).
Labdog heeft voor elk filmpje een geschikte begeleiding. Van gitaarfeedback bij de vogels tot noisy impro-jazz bij de verkeersagent. De bassist kruipt soms over de grond om zijn instrument te laten resoneren en gaat op zijn hurken zitten om met hulp van gitaareffecten een versterkte ruis te vervormen. Muziek en beeld gaan een perfecte symbiose aan. De gitarist knikt vlak voor aanvang van een volgend filmpje naar Pieters alsof de filmer een van de bandleden is. Het laatste beeld waar de muzikanten onderdoor razen is een dode boom die op wacht staat voor een immense houten schutting ergens in Lissabon. Pieters heeft hem dusdanig in het kader gevangen dat de kale takken weer tot leven lijken te komen.
Labdog en Jaap Pieters zijn het hoogtepunt van de eerste editie van het Polderlicht Festival in Amsterdam-Oost. Eerder op de avond rijd ik een blokje om, slechts belicht door de maan, om een glimp op te vangen van de kunstwerken die in drie straten in het anders zo verlaten Poldergebied staan opgesteld. Er is veel belangstelling en er lopen opvallend veel gezinnen met kinderen langs de snelweg die langs een schoorsteen omhoog rijdt, de mond waaruit een vogeltje steekt, het Japanse meisje dat giert van de pret in een kermisattractie, het mysterieus verlichte grafveld, de gemeen blaffende hond en het immense hoofd dat vreemde geluiden voortbrengt boven aan de muur van een flat. Het is slechts een fractie van de 25 objecten die van vrijdag 2 tot en met zondag 4 november zijn te zien.
In het Montessori College worden vanavond beelden gekoppeld aan live uitgevoerde muziek. Opener Dan Geesin zingt van achter zijn harmonium liedjes van zijn album Driving. Achter hem op het grote doek zien we door hem gemaakte zwart-wit animaties waarin de getekende Geesin over de wegen rijdt en zich verwondert over de mensen, dieren en voorwerpen die hij tegenkomt.
De presentator waarschuwt ons aan het begin van de avond voor Gert-Jan Prins en dat blijkt geen loze waarschuwing. Normaal gesproken speelt Prins voor een publiek dat weet wat ze kunnen verwachten: onverbloemde kraakgeluiden afkomstig uit een ruisend televisiescherm en een radio die net naast de zenders zit. Het enige instrument naast een tafel vol doosjes en draadjes is een pauk die alles behalve paukgeluiden voortbrengt als Prins er met drumstokken overheen wrijft en slaat. Het gekras, gesis en gekraak is voor sommigen zo heftig dat ze hoogstpersoonlijk naar de onverstoorbare, internationaal vermaarde muzikant toelopen om te vragen of hij alsjeblieft wil ophouden met die herrie. Muziek kan blijkbaar nog steeds confronteren. Een geruststellende gedachte.
Kunstenaar/muzikant Ro Hagers doet het rustiger aan. Hij bespeelt vervormde straattaferelen zowel in beeld als geluid. Zijn klanken zijn warm en herkenbaar. Zo maakt hij bijvoorbeeld dankbaar gebruik van het ritme van een stoplicht en krijgen we even het idee hoe het is om blind of slechtziend door een stad te lopen. Wat mij betreft mag Polderweg volgend jaar weer.