Liverpool is een road movie over een marginale man in de marges van de wereld. Farrel (de non-professionele acteur Juan Fernandez) verruilt de leegte van de oceaan en het vrachtschip waarop hij werkt voor de leegte van het kale en vooral kille landschap van zijn zuidelijk gelegen geboortestreek in Argentinië. Op geen van beide locaties wordt zijn afwezigheid als een probleem ervaren.
[Spoilers!]
Vanaf de eerste scène is duidelijk dat Farrel aan de zijlijn van het leven staat: twee collega’s spelen centraal in beeld een computerspelletje, terwijl Farrel achter hen, onscherp gefilmd, toekijkt. Een weerspiegeling van deze scène is te zien wanneer de man enkele dagen verlof heeft genomen en tijdens zijn reis over land een kop koffie drinkt in een kantine voor vrachtwagenchauffeurs. De afstand van de camera is groter, maar de beeldcompositie vertoont meerdere overeenkomsten: twee mannen spelen een computerspel, een derde persoon (een vrouw die net als Farrel wacht op een vrachtwagen waarmee ze verder kan liften) zit in het midden van het kader met haar gezicht gericht op een flikkerend beeldscherm links en Farrel staat in een hoekje vrijwel onopgemerkt ongemakkelijk tegen een deurpost geleund.
Het reisdoel van het hoofdpersonage in Liverpool is het oude huis waar zijn dementerende moeder in het ziekbed haar laatste dagen slijt. Farrel keert terug naar een problematisch verleden. De kijker zal dat verleden grotendeels zelf moeten invullen, want de jonge Argentijnse regisseur Lisandro Alonso biedt slechts mondjesmaat informatie. We leren Farrel kennen als een zwijgzame zonderling. Hij is een man van weinig handelingen en van nog minder woorden. Aangeschoten door de wodka dommelt hij in op de meest ongelegen plaatsen: op de vloer midden in de machinekamer of in een open houten hok op besneeuwde grond terwijl het buiten hevig vriest. We zien Farrel tijdens het uitgebreid gefilmde inpakken van zijn reistas de wodkafles meenemen (de fles jenever op het bureau in zijn kleine kajuit is blijkbaar al leeg). Onderweg werkt de steeds leger wordende fles als een zandklok; het verhaal van Farrel is voorbij wanneer de bodem is bereikt.
De man arriveert op de plaats van bestemming, maar zijn moeder is te seniel om te weten wie hij is en het achterlijke meisje in het huisje (vermoedelijk zijn dochter) heeft hem nooit gekend. De paar mannen in het verafgelegen, onooglijke sneeuwgehucht kijken hem met argwaan aan. Farrel is afgesneden van zijn roots. Nadat hij het meisje geld en een souvenir heeft gegeven, maakt hij dat hij wegkomt en stapt hij voortijdig uit zijn eigen film. Het leven in het gehucht gaat door alsof de man nooit heeft bestaan. Hoe marginaal kan een mens zijn, is de treurige vraag. In de laatste scène, na het voeren van de schapen, kijkt het meisje nog even naar de sleutelhanger die ze cadeau heeft gekregen, maar ze kan niet lezen en zelfs als ze zou kunnen lezen zou het voorwerp voor haar geen betekenis hebben gehad.
Liverpool is een korte, langzaam vertelde film waarin veel ruimte is voor de kijker om zelf het verhaal in te vullen. Dat zal de één leuker vinden dan de ander. Als je spontaan jeuk krijgt van doelbewuste traagheid, kun je de film beter overslaan. Alonso schrikt er niet voor terug uitgebreid stil te staan bij wat de meeste kijkers zullen zien als triviale zaken (*). Farrel (die uiterlijk en in zijn handelen iets wegheeft van de Nederlandse acteur René van ’t Hof) geeft frustrerend weinig prijs, maar hij is te echt om niet in hem geïnteresseerd te blijven en hem proberen te begrijpen, ook al weet je verdraaid weinig over zijn achtergrond. De regisseur laat de kijker raden naar zijn lot. Ik ga voor de meest sombere conclusie: niet lang nadat hij de film heeft verlaten zal het hoofdpersonage in de wildernis doodvriezen en nooit meer gevonden worden, wat misschien meer zegt over mij dan over Farrel.
Het aardige van de voorstelling die ik afgelopen weekend zag, was de aanwezigheid van de regisseur. De film werd aangekondigd door de directrice van het Filmmuseum en na afloop werd Lisandro Alonso geïnterviewd door filmjournalist Peter van Bueren. Het viel Van Bueren op dat na afloop van de film niemand applaudisseerde. Dat was niet omdat we de film niet goed vonden (als ik voor mezelf spreek), maar omdat de film geen aftiteling heeft en we na de slotscène tijd nodig hadden de kijkervaring te verwerken. Net als in het interview in de Filmkrant (nr. 311, juni 2009) liet Alonso ook in het Filmmuseum merken dat hij weinig energie heeft voor het maken van een volgende film. Hij heeft last van de paradox dat hij veel tijd steekt in films voor een select publiek en vervolgens teleurgesteld is over het beperkte aantal kijkers, aangezien zijn werk slechts mondjesmaat wordt opgepikt door distributeurs. Desondanks is een volgende film in de maak waarin ditmaal geen eenzame man, maar een echtpaar en paarden hoofdrollen spelen.
(*) Onderschat de trage scènes in Liverpool overigens niet. Alonso besteedt bijvoorbeeld heel veel tijd aan het moment waarop Farrel zijn tas inpakt. Hij geeft ons zo de mogelijkheid om meerdere conclusies over het personage te trekken. Zo zien we dat al zijn bezittingen makkelijk in een enkele reistas passen (later in de film blijkt zelfs een nog kleinere tas voldoende). Sommige voorwerpen hebben later een functie in het verhaal (de sleutelhanger, de fles, het zakmes). Met elk voorwerp dat hij inpakt, verandert de kajuit in een anonieme, raamloze cel – ook op het schip heeft Farrel geen thuis. De blote posters doen denken aan de posters in de minstens zo onpersoonlijke controlekamer van het vrachtschip en wijzen vooruit naar de verveelde hoertjes in het bordeel dat Farrel kortstondig bezoekt.