Tussen de films op het Imagine Film Festival in EYE door nam ik vrijdagavond de veerpont naar de andere kant van het IJ voor een avond in een afgeladen Bimhuis tijdens het World Minimal Music Festival. Het Australische improvisatietrio The Necks was daar goed op zijn plaats.
De minimale ritmepatronen en akkoordprogressies van The Necks veranderden gisteren zeer langzaam tijdens hun lange improvisatie. De drie muzikanten nemen graag alle tijd. Hun laatste album Open (2013) bestaat uit één nummer van 68 minuten. Pianist Chris Abrahams wachtte rustig af voordat hij reageerde op de trage, gestreken passages van contrabassist Lloyd Swanton. Hij viel in en volgde Swantons noten door met zijn twee wijsvingers op een paar toetsen te tikken. Het akkoord dat hij daarna uitkoos hield hij minstens tien minuten onveranderd aan. Hij liet het klinken als een kerkklok die vanuit de verte beierde in een vallei. Uiteindelijk brak hij het akkoord open en speelde hij ultrasnelle intervallen.
Drummer Tony Buck zorgde voor een constante zachte ruis door met brushes snel op de hihat te tikken. Hij legde diverse attributen op de snaredrum waarmee hij, in combinatie met kleine percussievoorwerpen aan zijn voeten, een geluid voortbracht dat nog het meest leek op een in een kleine cirkel lopende kudde zwijgende geiten. Wie bij jazz altijd swing verwacht, zoals de twee oudere dames een stoel verder naast mij, zal vrijdag teleurgesteld zijn geweest.
Bas en piano namen beurtelings het initiatief voor een volgende verandering in het ritme, zonder al te veel af te wijken van de grondtoon die aan het begin als basis was neergezet. Swanton volgde Abrahams’ snelle noten door onvermoeibaar staccato op zijn dikke snaren mee te spelen. Alles leek te werken, totdat Buck halverwege het optreden zijn drumstok verloor en daarmee tegelijkertijd heel even zijn concentratie. Het was slechts een fractie van een seconde, maar funest voor de zorgvuldig opbouwde set. De korte onderbreking zorgde ervoor dat het optreden waarschijnlijk niet de boeken ingaat als een van de beste van het trio.
Een van de bijzondere effecten tijdens de rond de vijftig minuten durende improvisatie was tijdens de luide momenten waar de band langzaamaan op afstevende. Het was mij al eerder opgevallen dat zich geluiden in de muziek mengden waarvan de bron niet duidelijk aanwijsbaar was. Hoe luider het spel hoe opvallender de spontaan toegevoegde ruis en boventonen werden. Het leek alsof radiostemmen uit de basversterker kwamen en een vierde, onzichtbare muzikant zijn armen in de vleugel had gestoken en daar de snaren met zijn handen bewerkte. Ik dacht dat de geluidsman misschien effecten toevoegde, maar na afloop verzekerde een muziekjournalist die de band vaker had gezien dat dat zeker niet het geval was.
Na het optreden van The Necks speelde New Yorker Eric Porter alias Afrikan Sciences een set in het café van het Bimhuis. Hij stond half verborgen achter een hoog opgesteld klein computerscherm aan knoppen van zijn mixer te draaien en onbestemde vervormde pianoakkoorden te spelen op een toetsenbord. De prettig tegendraads klinkende elektronische ritmes hoor ik liever thuis dan in een café waar het merendeel van de clientèle de muziek als achtergrond gebruikt voor uitgebreide conversaties.