Wandelen door de tentoonstelling in EYE over Stanley Kubrick was als wandelen door de extra’s op de dvd’s van zijn films. De meeste anekdotes uit zijn leven kende ik uit boeken, artikelen en documentaires, maar niet eerder voelde ik me omringd door zijn oeuvre. Kubrick werd letterlijk tastbaar. Mijn neiging tot het aanraken van objecten werd onderdrukt door verbodsbordjes, en terecht natuurlijk. Zonder die bordjes had ik waarschijnlijk een vervolg op de roman ingetikt op de typemachine van Jack Torrance of zijn bijl uit de vitrine getrokken. Of ik had de bolhoed van Alex opgezet, me in het apenpak van Moon-Watcher gehesen of me verborgen achter het masker van William Harford.
Lopend van film naar film, van de ene zwarte kubus naar de andere, vloeiden geluiden van fragmenten uit de geprojecteerde films in elkaar over. De slaven in Spartacus overstemden het zingende betraande Duitse meisje (de latere mevrouw Kubrick) uit Paths Of Glory. Gelukkig was de zangeres tegen het einde van de tentoonstelling wel goed te horen in een filmcollage waarin uitgebreid werd ingegaan op het gebruik van muziek in Kubricks werk. Wat ik nog niet wist: als een personage in een film van Stanley Kubrick een transformatie doormaakt, klinken op de soundtrack vrijwel altijd voornamelijk strijkinstrumenten.
Buiten EYE verbaasden mijn gezelschap en ik ons over de lange tijd die we in het pand hadden doorgebracht. We hadden helemaal niet door dat we ruim twee en een half uur aan de tentoonstelling hadden besteed, de koffie met gebak niet meegerekend. Hieronder nog een paar foto’s.