Three Monkeys en The Man From London zijn recente auteursfilms waarin geflirt wordt met thrillerelementen. In beide films valt op hoe omzichtig de regisseurs (respectievelijk Nuri Bilge Ceylan en Béla Tarr) de plot proberen te omzeilen. Ze doen er alles aan om wat een thriller een thriller maakt uit de film te elimineren. Het mag vooral niet spannend worden. Stel je voor, zeg. De camera wendt bij moord en doodslag liever de blik af.
[Spoilers!]
In Three Monkeys veroorzaakt de lokale politicus Servet (Ercan Kesal) ’s nachts een dodelijke aanrijding. Passanten noteren het nummerbord van zijn auto. Servet belt zijn chauffeur Eyüp (Yavoz Bingol) wakker met de vraag of hij, tegen een forse beloning, de schuld op zich wil nemen (*). Gelaten stemt Eyüp toe. Hij heeft blijkbaar toch niets meer te verliezen. De chauffeur wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van een klein jaar. Tijdens Eyüps afwezigheid halen zijn vrouw Hacer (Hatice Aslan) en zijn zoon Ismail (Ritaf Sungar) om beurten het maandelijkse loon op bij de politicus. De lethargische Ismail (vaker thuis op bed dan werkzaam buitenshuis) ontdekt dat zijn moeder een seksuele relatie is aangegaan met de politicus, maar verzwijgt dit tijdens zijn spaarzame bezoeken aan zijn vader. De gevangenschap is overigens een katalysator voor de verslechterende verhoudingen binnen het gezin.
De drie gezinsleden kampen elk met de herinnering aan de verdrinkingsdood van de tweede zoon, ongeveer tien jaar geleden. Aan de flashbacks te oordelen zijn het vooral de vader en de zoon die nog steeds het meeste verdriet hebben van dat tragische ongeluk, aangezien zij de enigen zijn bij wie het overleden jongetje terugkeert in kippenvel veroorzakende dromen. Vader en zoon ondergaan lijdzaam de letterlijke en figuurlijke klappen die ze te voortduren krijgen. Het verhaal komt tot een gewelddadige conclusie wanneer vader uit de gevangenis wordt ontslagen en thuis merkt dat hij alle greep op zijn gezin heeft verloren. Hij begint te vermoeden waarom er zoveel extra geld in huis is en richt zijn woede in eerste instantie op zijn vrouw. Als de politicus vermoord gevonden wordt, zijn de vader, de zoon en de moeder allemaal verdacht.
Ook Maloin (Miroslav Krobot) is een passieve protagonist. In The Man From London (naar een roman van Georges ‘Maigret’ Simenon) is hij letterlijk en figuurlijk een man aan de zijlijn, ’s nachts werkend als wisselwerker op een Frans havenstationnetje. Net als in Three Monkeys vindt de aanleiding voor de reeks gebeurtenissen plaats in het holst van de nacht. Vanuit zijn hoge positie ziet Maloin als enige getuige hoe twee mannen na elkaar van een passagiersboot afstappen. De eerste man loopt zonder koffer langs de douane, wandelt naar de overzijde van de boot en vangt daar de koffer op die de tweede man van de reling gooit. Als de tweede man de douane is gepasseerd en zich bij de eerste passagier voegt, ontstaat een handgemeen tussen de twee. Een van de mannen belandt, samen met de koffer, in het donkere havenwater.
Maloin wacht tot de moordenaar een café binnenloopt en vist de koffer uit het water. Terug op zijn werkpost blijkt die koffer volgepakt met Britse ponden. Maloin wil het geld gebruiken voor zijn gezin, en dan vooral voor zijn bijna volwassen dochter (Erika Bok). Zijn genegenheid voor haar maakt een ongezonde indruk. Het liefst zou hij haar thuis opsluiten, buiten het zicht van de rest van de havenstad (**). Ondertussen heeft de moordenaar een vermoeden wie er met de buit vandoor is gegaan en heeft commissaris Morrison (István Lénárt) zich in het havencafé gemeld.
Het meest kenmerkende stijlelement van regisseur Béla Tarr is het lang aangehouden, ononderbroken shot – niet voor niets duren zijn films vaak zo lang, met als hoogtepunt het zeven uur durende Sátántangó (1994). De langste shot is waarschijnlijk het hierboven beschreven openingsshot, gezien vanaf het perspectief van Maloin, hoog en droog boven de haven. 18 minuten lang neemt Tarr de tijd om de genoemde handelingen van grote afstand te volgen. Zo weet de kijker net zo veel, en dus net zo weinig, als Maloin wat zich daar beneden precies heeft afgespeeld.
Een van de andere opvallende lange shots is in het café op het moment dat commissaris Morrison Mrs. Brown (Ági Szirtes), de vrouw van de moordenaar, heeft uitgenodigd en haar uitgebreid vertelt wat haar man heeft uitgespookt. De camera rijdt door het café en komt na een rondgaande beweging via het gezicht van de commissaris bij de close-up van de zwijgzaam luisterende vrouw. Ze probeert haar emoties in bedwang te houden, maar toch biggelen tranen over haar wangen. Actrice Ági Szirtes zet daarmee de meest indrukwekkende acteerprestatie neer in The Man From London.
De rol van de commissaris wordt ondermijnd door de nasynchronisatie. De oude acteur István Lénárt is namelijk van Hongaarse afkomst en zijn stem die van een Franse acteur. Ook de grote Britse actrice Tilda Swinton, in de korte rol van Maloins echtgenote, gaat gebukt onder deze aanpak. Zonder haar eigen stem is ze nog niet eens de helft van de actrice die ze normaal gesproken is. In alle gevallen is heel duidelijk te zien dat de stemmen geen moment matchen met de bewegende monden. Ik kan me voorstellen dat de veelzijdige Swinton haar naam wil verbinden aan de auteur Béla Tarr, en dat haar aanwezigheid wellicht meer bezoekers naar de film trekt, maar het is minder te begrijpen waarom haar talenten vervolgens zo onderbenut blijven.
Bij The Man From London zit de plot mij het meest in de weg. De regisseur moet zich te veel beroepen op uitleggende monologen, wat in een film van Béla Tarr minstens zo erg is als in de verfilming van The Da Vinci Code, hoe mooi bij Tarr de camera ook om de personages heen danst. De problematische relatie tussen vader en dochter is veel interessanter dan het verhaal rondom de geldkoffer en de gevluchte dief, net zoals het bedrukte verleden van het gezin in Three Monkeys interessanter is dan de vraag wie de politicus heeft vermoord (***).
Nuri Bilge Ceylan is sterk in het vastleggen van portretten en landschappen. In zijn hoogtepunten Uzak (2002) en Iklimler (2006) weet hij door te dringen tot de getroebleerde psyche van zijn hoofdpersonages. De donkere wolken boven hun hoofden illustreren hun innerlijke onweer. In Three Monkeys zet Ceylan de plot opzij ten faveure van onderbelichte close-ups van in de camera starende, zwijgende en zwetende mensen. De personages denken meer dan dat ze doen. Vooral de mannen komen er bekaaid vanaf – de vader zit de eerste helft van de film in de gevangenis en de zoon beleeft vooral buiten beeld van alles (het blijft bijvoorbeeld volledig onduidelijk waarom hij op een dag bebloed thuiskomt). Het is helder dat het verleden zwaar op de verhoudingen drukt tussen de drie gezinsleden, maar daar blijft het bij.
Nieuw is de subjectieve manier van filmen. Niet eerder gebruikte Ceylan nadrukkelijke subjectieve cameravoering (de personages zien de wereld regelmatig out of focus, alsof ze onder water leven), droombeelden (het terugkerende dode zoontje) en trucages (een zweetdruppel kruipt terug in de porie en het afsluitende onweer komt voornamelijk uit de computer). Ik ben benieuwd hoe de Turkse regisseur in komende films verder zal gaan met dit soort stijlmiddelen. Van Béla Tarr kunnen we nog slechts één film verwachten, aangezien hij heeft aangekondigd dat The Turin Horse de laatste film uit zijn regisseurscarrière zal zijn.
(*) Waarom heeft de politicus een chauffeur nodig wanneer hij zijn auto zelf kan besturen? En waarom neemt hij geen andere chauffeur aan in de periode dat zijn oude chauffeur in de gevangenis zit?
(**) Eenzelfde ongezonde vader/dochterverhouding is die tussen de stiefvader en het meisje in de film Delta (2008) van Béla Tarrs beschermeling Kornél Mundruczó.
(***) Ik zeg: de moeder heeft het gedaan, want de mannen staan te passief in het leven om tot zo’n daad te kunnen overgaan.