Rabot (Christina Vandekerckhove, 2017)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

De wijk Rabot is onderdeel van de stadsgordel rondom Gent. Begin jaren zeventig werden op het terrein van het voormalige Rabotstation en de Gasfabriek drie woontorens gebouwd. Veertig jaar later gingen de verpauperde panden tegen de vlakte om plaats te maken voor laagbouw. Vlak voor de sloop bezocht documentairemaakster Christina Vandekerckhove deze plek voor een laatste portret van de bewoners.

Behalve het uitzicht over de oude stad is er weinig positiefs te zeggen over de woontorens in Rabot. Uitzichtloosheid heeft de overhand. Voordat de titel van de documentaire in beeld verschijnt, is de eerste dode al gevallen. Een van de bewoners vertelt hoe hij getuige was van een zelfmoord. De camera reconstrueert de fatale val door een duik te nemen vanaf het dak richting de peilloze diepte van de dood. Vroeger droomden Gentenaars ervan om in de gebouwen te mogen wonen, maar Rabot werd uiteindelijk een eindstation voor mensen zonder toekomstvooruitzichten. De vaste bewoners werden steeds meer omringd door psychiatrische patiënten, alcoholisten, drugsgebruikers en kansloze armoedelijders. Uit angst voor buitenlandse vreemdelingen bleven de deuren van de woningen dicht voor anderen.

De documentaire wisselt korte portretten van bewoners af met beelden van lege appartementen en het begin van de sloop. De montage geeft het gevoel dat de woontorens ontmanteld worden terwijl er nog mensen in wonen. Een alleenstaande man doet postuum zijn verhaal. Hij rolt zijn laatste sigaretten, maar is eigenlijk al overleden. Verhuizers halen weg wat is overgebleven van zijn leven. Het is niets waard, zeggen ze tegen elkaar. Van zijn herinneringen en die van de medebewoners zou niets meer zijn overgebleven als Christina Vandekerckhove ze niet in haar film had vastgelegd in voornamelijk statische shots. De filmmaakster blijft zelf buiten beeld en onthoudt zich van commentaar op de soundtrack.

Vandekerckhove laat de bewoners zelf hun sombere verhaal doen. Teleurstelling, spijt, wanhoop en eenzaamheid overheersen. Bij enkele oudere echtparen is nog wel liefde voelbaar, maar verder biedt de film geen hoop. Rabot laat zien waar levens eindigen en gunt ons geen geruststellende blik in de sociale nieuwbouw die voor de woontorens in de plaats is gekomen. De troostloosheid wordt versterkt door de manier waarop de camera naar de woningen kijkt.

Een van de terugkerende beeldmotieven in de film is die van het columbarium oftewel de urnenmuur. De camera zweeft meerdere keren buiten langs de woonruimtes. Vooral wanneer de appartementen volledig gestript zijn en ook de ramen zijn verdwenen, lijkt de woontoren op een plek waar je de laatste resten van overledenen in kunt plaatsen. Columbarium is Latijn voor duiventil en het is geen toeval dat er regelmatig duiven door de lege ruimtes fladderen en wandelen.

Rabot laat nauwelijks relativerende humor toe en is ondanks een vrolijk dansje op het eind van de film zwaarder op de hand dan de vergelijkbare korte film Lift uit 2001 van de Britse filmmaker Marc Isaacs. De documentaire verluchtigt de ellende hooguit met leedvermaak en pijnlijke humor, zoals in de scène waarin een stomdronken man buiten tegen de grond smakt in zijn poging de trap naar de ingang te betreden. Omstanders kijken zwijgzaam toe zonder in te grijpen. Niemand bemoeit zich meer met de ander, want je krijgt er toch niets voor terug.

8/10

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *