Oude en hedendaagse monsters in zwart-wit: The Ghoul (1933) & The Sadist (1963)

Facebooktwitterpinterestlinkedin
The Ghoul

The Ghoul

Het dvd-tijdperk brengt ons naast speciale uitgaven van klassiekers uit de filmcanon ook films die decennialang geen daglicht hebben gezien en nu eindelijk uit de kasten van archieven komen kruipen. Soms omdat een bekende acteur meespeelt en soms omdat er iemand achter de camera staat die later furore maakte, zoals Boris Karloff in The Ghoul en Vilmos Zsigmond in The Sadist.

Het lijkt erop dat The Ghoul uit 1933 het enige hoogtepunt is in de carrière van de Amerikaanse regisseur Thomas Hayes Hunter. Het belangrijkste historische aspect aan The Ghoul is dat het de eerste Britse geluidsfilm betreft binnen het horrorgenre. De titel was bijna uit de geschiedenisboeken verdwenen als er niet in 1969 uit het filmarchief van toenmalig Tsjecho-Slowakije een beduimelde kopie met Tsjechische ondertiteling opdook. Pas vele jaren later bleek het British Film Institute een ongeschonden exemplaar onder dik stof bewaard te hebben. Het is die glanzende versie die dit jaar in Engeland op dvd is uitgebracht met commentaar door specialisten Kim Newman en Stephen Jones.

The Ghoul is om meerdere redenen interessant, niet in de laatste plaats vanwege de deelname van Boris Karloff. Het horroricoon was een paar jaar eerder wereldberoemd geworden als het monster van Frankenstein en het titelpersonage in The Mummy. Hij weigerde de titelrol in The Invisible Man omdat hij te weinig betaald kreeg en keerde tijdelijk terug naar zijn geboorteland Engeland. Daar waren ze net bezig met de productie van de verfilming van een roman van Frank King uit 1928. De producers wisten Karloff in het verhaal te schrijven, ook al is de bijdrage van de grote filmster tamelijk klein uitgevallen.

Karloff is de stervende Henry Morlant, een occultist met een grote voorliefde voor Egyptische oudheid. Vlak voor zijn dood heeft hij zijn bediende Laing (Ernest Thesiger) het geheim verteld van het sieraad dat hij mee zijn graftombe inneemt. Tijdens de eerstvolgende volle maan zal Morlant opstaan uit de dood en dankzij een Egyptisch godsbeeld vertrekken naar een paradijselijk hiernamaals. De stervende man weet niet dat zijn plan wellicht zal mislukken omdat meerdere mensen azen op het sieraad. Na Morlants overlijden verdwijnt Karloff noodgedwongen langdurig uit beeld en zitten we opgescheept met een godvrezende Laing, een onbetrouwbare notaris, een Arabische schatgraver, een opvallend vaak aanwezige lokale priester en een om de erfenis kibbelende neef en nicht. De Britse acteurs declameren hun teksten op toneelmatige wijze en worden door de regisseur wat al te netjes in een master shot op een rijtje gezet.

Als Karloff terugkeert is hij als zwijgende zombie met zijn gekreukelde gelaatsuitdrukking de sterkst acterende speler van de hele cast. Het ergst is actrice Kathleen Harrison in de rol van de kamergenote van Morlants nichtje Betty (Dorothy Hyson). Een beetje komedie ter verluchtiging van de horror was in die tijd gebruikelijk (zie bijvoorbeeld Frankenstein en The Invisble Man van James Whale), maar Harrison maakt het kakelbont met haar onuitstaanbare gesnater. Haar acteerstijl past meer bij de tv-serie Are You Being Served dan bij gothic horror.

Het scenario laat vele vragen onbeantwoord (waarom bijvoorbeeld brengt een van de personages een bom aan bij de ingang van de tombe?) en stevent af op een weinig opwindende ontknoping. Omdat vrijwel iedereen zich verdacht gedraagt komt de ontmaskering niet aan als een verrassing. Waarom The Ghoul naast de aanwezigheid van Boris Karloff zo speciaal is? Onder meer vanwege de fotografie van Günther Krampf (o.a. Nosferatu, The Hands Of Orlac, Pandora’s Box) die boomtakken spookachtig achter ramen laat zwiepen en het interieur van Morlants landhuis onheilspellende schaduwen meegeeft. Het decor van Alfred Junge (later actief voor Alfred Hitchcock, Michael Powell en John Ford) is zo rijk aan details dat hij het huis doet ademen – je kunt het stof bijna ruiken in de volgestouwde archiefkasten achter notaris Broughton (Cedric Hardwicke). Make-up artiest Heinrich Heitfeld werkte eerder voor het baanbrekende horrormeesterwerk Das Cabinet Des Dr. Caligari en past ook in The Ghoul met hulp van houtskoolstrepen zijn expressionistische make-up toe op de meeste mannelijke acteurs. Uit de laatste drie genoemde crewleden valt op te maken dat The Ghoul uit een Duitse filmtraditie voortkomt. Dankzij hen is het op het visuele vlak allemaal dik in orde.

thesadist

The Sadist

Een andere Amerikaanse regisseur wiens naam, net als die van Thomas Hayes Hunter, tegenwoordig geen bellen meer doet rinkelen is James Landis (1926-1991). In opdracht van producer Arch Hall Sr. maakte hij in 1963 binnen zes weken voor $33.000 de B-film The Sadist. De kosten bleven mede zo laag omdat de zoon van de producer de titelrol speelde en voor de andere hoofdrollen onder meer nichtje Helen Hovey en production manager Don Russell werden ingezet. De enige professionele acteur is Richard Alden.

Russell en Alden spelen samen met Marilyn Manning drie bevriende onderwijzers, onderweg naar een baseballwedstrijd. Het trio strandt met een defecte auto op een afgelegen en zonovergoten autokerkhof in de hoop daar een garagehouder aan te treffen. Ze lopen echter de sinistere vetkuif Charlie Tibbs en zijn simpele, zwijgende vriendinnetje Doris Page (Hovey) tegen het lijf en worden slachtoffer van zijn sadistische spelletjes (*). Arch Hall Jr. krijgt alle ruimte te schmieren en dankzij zijn overdreven acteerstijl zet hij een onvergetelijke schurk neer. Wat The Sadist nog meer de moeite waard maakt is de strakke regie van Landis, die het verhaal in real time vertelt zonder overvloeiers en sprongen in tijd, en de creatieve zwart-witfotografie van cameraman Vilmos Zsigmond die zeer vakkundig het probleem van verplaatsende schaduwen wist te omzeilen. Zsigmond liet zich inspireren door een combinatie van onder anderen Orson Welles en de Italiaanse neorealisten. Later in zijn carrière stond hij achter de camera bij onder anderen The Deer Hunter, Blow Out, The Witches Of Eastwick, The Black Dahlia en Cassandra’s Dream en zou hij een Oscar winnen voor Close Encounters Of The Third Kind.

Doordat verhaaltijd en filmtijd gelijk zijn (denk aan Nick Of Time en de televisieserie 24), en omdat geen moment zeker is of de slachtoffers zich uit hun penibele situatie zullen redden, heeft de film ook voor de moderne kijker een constante spanning.


(*) Tibbs en Page zijn gebaseerd op Charles Starkweather en Caril Fugate, het moorddadige duo dat later als inspiratie zou dienen voor onder meer Badlands (Terrence Malick, 1973) en Natural Born Killers (Oliver Stone, 1994).