De documentaire Mountain stelt armchair tourists in de gelegenheid om zonder gevaar voor eigen leven bergen te trotseren. Het grootste deel van de film bestaat uit het zicht op de besneeuwde reuzen van de wereld. De camera zweeft aan een drone als een adelaar over het landschap, begeleid door de bespiegelende teksten van Robert Macfarlane die kalm worden voorgedragen door acteur Willem Defoe. Als je geen last hebt van hoogtevrees dan krijg je dat bij Mountain alsnog.
Drones bieden een betaalbare mogelijkheid voor het maken van beelden waar voorheen een dure helikopter voor moest worden ingehuurd. Voor minder geld heb je nu beter resultaat, want een drone kan plekken bereiken waar een helikopter niet bij kan. Het enige nadeel van de drone is dat het gebruik ervan een cliché is geworden; bijna geen enkele documentaire kan tegenwoordig meer zonder.
Voor de makers van de documentaire Mountain is het gebruik van de drone vaak een noodzaak. Zonder het hulpmiddel zou het team van regisseuse Jennifer Peedom mee moeten met de bergklimmers en daarbij levensgevaarlijke risico’s nemen. De omvang van de risico’s is meteen duidelijk bij het aanschouwen van de eerste klimmer. De durfal hangt tegen een immense bergwand die als een muur in het landschap staat. Hij draagt geen parachute en heeft zo te zien geen andere veiligheidsmaatregelen getroffen. De hellingsgraad van de bergwand schat ik op 90°. Er zijn nauwelijks uitstulpingen waar de man op kan staan of zich aan vast kan houden. Bij de geringste manoeuvrefout zal hij te pletter vallen. Een niesbui zal dodelijk zijn.
Mountain laat meer capriolen op grote hoogtes zien waarbij de geestelijke gesteldheid van de stuntmannen en een enkele stuntvrouw in twijfel getrokken mag worden. Sommige mensen gaan voor hun plezier een wedstrijd aan met een lawine om te zien wie het snelst beneden is. Anderen springen in een wingsuit naar beneden en gaan met honderden kilometers per uur als Superman vlak langs scherpe bergpunten en dwars door kleine openingen in rotsformaties. De drone is vervangen door een roekeloos mens. De stunts zijn soms zo spectaculair dat een hoorbare nerveuze lach moeilijk is te onderdrukken. De collectieve siddering doet de bioscoopzaal zachtjes trillen.
Terwijl de camera rondom de klimmende, skiënde en fietsende sensatiezoekers draait en duizelingwekkende beelden maakt, vraagt de kijker zich vanuit de veilige bioscoopstoel af wat de avonturiers bezielt. De film heeft deze gedachte ingecalculeerd en opent daarom met een citaat dat wordt toegeschreven aan Nietzsche (*): Those who dance are considered mad by those who cannot hear the music. Mountain probeert de muziek uit het citaat te verklaren aan de hand van teksten over de fascinatie van de mens voor de bergen. Muziek is zeer nadrukkelijk op de soundtrack aanwezig. The Australian Chamber Orchestra komt zelfs aan het begin even in beeld voordat de orkestleden de film dichtsmeren met composities van Richard Tognetti afgewisseld met Chopin, Beethoven, Grieg en heel veel Vivaldi. De strijkers accentueren elke beweging door en over sneeuw.
Componist Arvo Pärt zorgt voor een rustmoment met Für Alina. De aanwezigheid van Pärt is in films net zo’n groot cliché geworden als het gebruik van drones, maar effectief is zijn muziek wel.
7/10
(*) De meningen over de oorsprong van het citaat zijn verdeeld. Zie bijvoorbeeld het artikel op de site van Quote Investigator.
Ik ben toch wel erg benieuwd, zonder de film gezien te hebben landen er wat flashbacks naar Ascent vorig jaar (al zal die film misschien reflexiever zijn).
Ascent gaat de diepte in en Mountain begeeft zich meer richting de pieken. Contemplatie versus spektakel.
Ik opteer meestal voor het eerste, en ben ook niet genoeg getriggerd om voor een bioscoopkaartje te gaan (terwijl het, neem ik aan, toch vooral een film is die het van het groots visuele moet hebben).