IFFR 2015 (1): Black Stone (Roh Gyeong-Tae, 2015)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

blackbox

De eerste van de vijf films die ik heb uitgekozen op het International Film Festival Rotterdam 2015 was het Koreaanse Black Stone. De vierde film van kunstenaar en filmmaker Roh Gyeong-Tae stroomt over van de vele thema’s en ideeën.

De drie belangrijkste onderwerpen in Black Stone zijn geweld en intimidatie binnen het Koreaanse leger, uitbuiting en discriminatie van immigranten in een vleesverwerkingsfabriek en milieuvervuiling in Zuidoost-Azië. Het is te veel om binnen anderhalf uur filmtijd naar tevredenheid uit te werken. Roh vond drie thema’s niet genoeg en voegde meerdere subthema’s toe die uiteindelijk vertroebelen in magisch realistische symboliek.

Een onfortuinlijke dienstplichtige soldaat wordt in het leger hardhandig behandeld omdat hij een halfbloed is. Hij is  de zoon van een Koreaanse moeder en een Filipijnse vader. Elders in de film wordt gesuggereerd dat hij geadopteerd en van onbekende origine is. Het vlees dat wordt verwerkt in de fabriek waar zijn beide ouders werken bestaat uit illegaal gedumpt dierlijk afval waar moeder ernstig ziek van wordt. In het laatste deel van de film verwerkt de filmmaker ook zijn eigen bijna-doodervaring.

Goed en kwaad worden zeer ongenuanceerd zwart-wit tegenover elkaar gezet. De kwaadaardige soldaten en de harteloze fabriekseigenaar zijn weinig meer dan karikaturale stereotypen. De jonge soldaat laat de vernederingen te lang passief over zich heenkomen en heeft uiteindelijk geen andere keuze dan voorspelbaar te reageren met geweld. De vader weigert nog langer onder erbarmelijke omstandigheden te werken zonder zicht op uitbetaling. Hij laat zijn stervende vrouw achter en keert terug naar zijn geboorteland. Het verhaal verruilt sociale vervuiling in de stad voor feitelijke vervuiling in de natuur. Aan de kust van vaders oude vissersdorp is het water besmeurd door olie uit een Koreaanse tanker. De paar gevangen vissen worden eerst ontdaan van plastic voorwerpen, inclusief onderdelen van een pop, voordat ze ter consumptie worden aangeboden. Grootmoeder poetst ondertussen thuis olie van de strandstenen die ze heeft verzameld en brengt de gewassen stenen terug naar de kust.

In een soapachtige dialoog met zijn vader biecht de zoon op dat hij besmet is met HIV en uit wraak een moord heeft gepleegd. De jongeman zondert zich daarna af tussen de groene gewassen buiten het dorp en snijdt zijn polsen door. Vanaf hier verandert de film in een fantasieverhaal in de stijl van de droomfilms waarmee de Thaise regisseur Apichatpong Weerasethakul beroemd is geworden onder cinefielen. De resultaten zijn half geslaagd. Wat het beste uit de verf komt is de animatie van dansende, op bloedlichaampjes lijkende kleuren en over het strand rollende schoongewassen grote stenen. Het magisch realisme is op zijn knulligst tijdens de begrafenis van oma die zomaar blijkt te zijn overleden. Opgebaard in haar grafkist haalt ze duidelijk zichtbaar adem. Familie en dorpsgenoten raken tijdens de begrafenisplechtigheid door onbekende redenen bedwelmd en de overledene staat op uit haar kist. De wederopstanding doet te veel denken aan Ordet (1948) van Carl Theodor Dreyer om te verrassen en te verwonderen.

Oma neemt haar kleinzoon mee naar de bodem van een kloof en reinigt hem ritueel met modder. Of het ritueel van grootmoeder daadwerkelijk de aarde van het vuil en het kwaad bevrijdt is een vraag de regisseur ook tijdens de Q&A na afloop van de film niet kon of wilde beantwoorden.

4/10

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *