Zou de Deense band Iceage zich vernoemd hebben naar een nummer van Joy Division? Aan de kledij en de vreugdeloze uitstraling van de vier jonge heren uit Kopenhagen zou je kunnen opmaken dat ze wel degelijk beïnvloed zijn door de depressieve new wave van de legendarische band uit Manchester. Muzikaal gezien zijn er nauwelijks overeenkomsten dus het zou zomaar kunnen dat ze hun naam hebben gekozen na het zien van de gelijknamige animatiefilm uit 2002. Gisteren liet de band onder grote belangstelling de temperaturen dalen in de Oude Zaal van de Melkweg.
De bandleden van Iceage leken collectief chronisch last te hebben van een slecht humeur. Geen seconde lieten ze merken ook maar een greintje plezier te beleven aan het optreden. Muziek werd gereduceerd tot zware arbeid. Misschien waren de muzikanten overmand door verlegenheid of waren ze te geconcentreerd met hun instrumenten in de weer om oogcontact te zoeken met het publiek. Hoe langer ik naar de verveelde uitdrukking in de ogen van zanger Elias Bender Rønnenfelt keek hoe meer ik het gevoel kreeg dat zijn nihilistische houding weinig meer was dan ingestudeerd chagrijn.
Nadat Rønnenfelt zijn boodschappenbriefje met de setlist voor zijn voeten had gelegd ging Iceage van start met On My Fingers. Ik was niet vertrouwd met het repertoire van de band en had een paar nummers nodig om enige grip te krijgen op het bandgeluid. De muziek klonk live veel minder uitgekristalliseerd dan op plaat. Van meeslepende riffs en aansprekende zanglijnen moest Iceage het niet hebben. Gitarist Johan Surrballe Wieth liet zijn instrument graag janken door de akkoorden te verbuigen. De vocalist wisselde zijn onvaste, monotone en getergde zang af met luide kreunen en zuchten. De onbezield meppende drummer Dan Kjær Nielsen had geen behoefte om de individuele bijdragen tot een solide geheel te timmeren. Het optreden was eenvormig en kil.
Je zou willen dat de band loos ging zoals The Birthday Party in hun hoogtijdagen, maar Iceage liet zich niet verleiden tot gestructureerde gekte. Een enkel vlot nummer, zoals The Lord’s Favorit, klonk als tot humorloze punk vermalen country polka. De band was wat mij betreft op zijn best wanneer het tempo omlaag ging en de bas van Jakob Tvilling Pless een dragende functie kreeg. Het open geluid gaf de postpunk op die momenten de broodnodige ademlucht. Het jonge publiek in de moshpit had meer zin in de uptempo nummers. Sommige jongens hadden echter onvoldoende aan de muziek om in de stemming te komen en staken met bibberende handjes een joint op. Ongevraagd drong een lucht van geparfumeerde bavianenmest in de neusgaten en het textiel van de omstanders. De ongewenste luchtjes waren niet bevorderlijk voor mijn concentratie.
Iceage leek weinig onder de indruk van het opgetogen gespring van de mensenmassa. De band nam afscheid van het publiek met een nummer dat meer als wegwerpgebaar was bedoeld dan als toegift.