Hoogtepunten uit 30 jaar OCCII (deel 1)

Facebooktwitterpinterestlinkedin
OCCII-jubileum in Willem de Zwijgerkerk (1 oktober 2022)

Onafhankelijk cultuurcentrum OCCII vierde vorige week het 30-jarig bestaan met diverse activiteiten binnen en buiten het monumentale pand aan de Amstelveenseweg in Amsterdam. Het jubileum is een ideale aanleiding om enkele hoogtepunten uit de periode 1994-2022 uit mijn archief te selecteren.

Twee jaar na opening betrad ik op 16 december 1994 voor het eerst de concertzaal van OCCII. De Britse band Laika stond op het programma. Van het concert kan me niets meer voor de geest halen. Ik herinner me nog wel vaag de jonge honden van Duitse industriële rockband Think About Mutation tijdens mijn tweede OCCII-bezoek op 20 januari 1995. Industrial associeer ik met duister en zwaarmoedig, iets waar de opgewekte bandleden op het fel verlichte podium geen last van hadden. De derde keer OCCII was vier maanden later en behoort tot een van mijn favoriete concertavonden.


Melt Banana, Jim O’Rourke (solo), U.S. Maple (4 mei 1996)

Het Amerikaanse label SKiN GRAFT Records presenteerde een avond met drie acts. Melt Banana was voor mij de belangrijkste reden voor het fietstochtje naar de Amstelveenseweg. De Japanse band – met onder meer de onverstaanbare, hoge staccato-uithalen van vocaliste Yasuko, kleine bassiste Rika in een winnend gevecht met haar veel grotere instrument en gitarist Agata met onafscheidelijk mondkapje – speelde de compacte noisepunk snel en bedreven en voerde die avond ook het blokje uit met nummers van enkele seconden, zoals ze de rest van hun carrière zouden blijven doen. Gitarist Jim O’Rourke deed een introspectief solo-optreden, inclusief veel te lange, naar een anticlimax toewerkende mop over een clown. De muzikanten van U.S. Maple stonden voornamelijk op de vloer voor het podium en omsingelden daar enigszins intimiderend het handjevol publiek. Tijdens een van de pauzes werd ik op de hoek van de bar heel langzaam en weinig subtiel van mijn kruk gedrukt door de lange labelbaas Mark Fischer van SKiN GRAFT, terwijl hij tegen de muur in conversatie was met deze of gene. Ik weet nog steeds niet welke boodschap hij daarmee wilde overbrengen.

Het duurde lang voordat ik weer richting OCCII ging. Blijkbaar sprak de programmering van Paradiso, Melkweg, Sleepin’ Arena en PH31 me meer aan. Misschien had ik geen zin om ver te fietsen en ging ik liever in de buurt van huis naar bands, zoals in AMP aan het Azartplein, Amstel Studio aan het Rembrandtplein en op loopafstand het gekraakte Entrepotdok tegenover Artis, waar ik in oktober 1999 voor de derde keer Melt Banana zag. Pas in maart 2000 stond OCCII weer in mijn agenda, omdat collega’s daar met hun bands een avond hadden georganiseerd. Verder zag ik veel lokale helden, zoals Labdog (met gitarist Danny O’Really), Louisa Lilani & John Prop, zea, Pfaff, Voicst, Gone Bald, Soda P, Zoppo en natuurlijk The Ex, die ik voor het eerst in OCCII zag optreden met Han Bennink.

In 2002 zorgden onder meer Bratmobile, Arab On Radar, Oxes, het festival Ladyfest, Nina Nastasia, Degenerate Art Ensemble en The Swirlies voor de nodige muzikale opwinding. De eerste totaal uitverkochte OCCII-show die ik meemaakte, was van Canadese knoppendraaier Venetian Snares.


Julie Doiron (15 februari 2002)

Concerten in OCCII begonnen vroeger pas heel laat op de avond, tot grote teleurstelling en frustratie van bezoekers van buiten de stad. Vanwege de late start kon ik op 15 februari 2002 eerst in Fantasio aan de Prins Hendrikkade de opening meemaken van een tentoonstelling met Vera-posters. Daarna volgde een haastige rit op de fiets door winters Amsterdam voor het optreden van Herman Düne in OCCII. Bij binnenkomst had ik snel door dat die band al geweest was. De rest van de line-up kende ik niet. Nietsvermoedend naderde ik het podium, om me vervolgens de adem te laten benemen door het solo-optreden van Canadese singer-songwriter Julie Doiron (ex-Eric’s Trip). Wat ging er een kracht uit van de kleine vrouw met bleek gelaat. Ze beschermde zich tegen de kou met een grote sjaal om de nek. Ze zong zacht liedjes waarin ze zo openhartig en intiem haar geliefde toesprak, dat je het gevoel kreeg zelf die geliefde te zijn en dat ze speciaal voor jou haar hart opende.

De stem van Doiron streek als een aai langs slaap en wang. I’m sorry, zei ze en ze lachte omdat we niet begrepen waarom ze zich tussen twee nummers verontschuldigde. Ze wees naar haar buik en vertelde dat ze over enkele maanden haar kind verwachtte en dat het rond het avonduur flink bewoog daarbinnen. Het gevoel maakte haar een beetje duizelig. Doiron had daarnaast heimwee naar Canada. Ze reisde nu al een maand lang met haar labelgenoten en keek uit naar de terugreis. Met ingehouden emotie zong ze haar wachtende familie toe vanaf de andere kant van de oceaan. Julie Doiron speelde veel Engelstalige nummers, onder meer afkomstig van haar vierde album Heart and Crime (2002). Andere liedjes kwamen van haar eerdere, voornamelijk Franstalige album Désormais (2001). Die plaat bevat een half uur aan verstilde, bijna gefluisterde liedjes, aangevuld met spaarzame drums, piano, orgel, trompet en elektronische effecten. Doiron zingt zeer dicht bij de microfoon en weet een desolate sfeer op te roepen.

Julie Doiron zei het niet erg te vinden dat er achter in OCCII gekletst werd. Ze putte kracht en warmte uit de aandacht die ze voelde in de voorste rijen. Een paar keer wist ze zelfs respect af te dwingen bij de barbaren aan de bar. Met een paar eenvoudige gitaarakkoorden en enkele rake zinnen beroerde ze onze traanklieren. Zelfs als je maar een beetje Frans machtig was, kwam een liedje als Le Piano woord voor woord hard binnen.


I’m Being Good en Trumans Water (22 maart 2002)

De kwajongens van Trumans Water houden wel van een biertje. Ze zijn in de OCCII flink aan de fles tijdens het voorprogramma. De dronkaards kunnen het niet nalaten luid commentaar te geven vanaf de zijlijn. Even later gaan ze om beurten pal voor het Britse voorprogramma I’m Being Good staan voor de nodige opmerkingen, aanwijzingen en technische ondersteuning wanneer bijvoorbeeld in alle muzikale consternatie een plug uit een gitaar wordt getrokken. De zanger/gitarist van I’m Being Good zingt ondertussen zijn stem compleet aan gort. Hij doet dat met een verwrongen gezicht, zijn dunne lichaam scheef hangend voor de microfoon, zijn mond schuin geopend. Zijn ogen blijven verstopt onder woest, ongekamd krulhaar. De studentikoze, op Steve Shelley van Sonic Youth lijkende drummer gooit in een zeldzaam rustig improvisatiemoment bekkens op de bekkens. Als hij genoeg heeft van deze extra accessoires, laat hij ze luid kletteren in alle hoeken op het podium.

De leden van Trumans Water zijn niet de enigen die hardop commentaar leveren. De Silent Bob-dubbelganger in het publiek, staand naast de linker speaker, schreeuwt zijn bevindingen direct richting band. Tussen de nummers kijken de verwarde muzikanten niet begrijpend in zijn richting. Ze zetten maar weer een nummer in. Hun geconstrueerde wanorde zit op het randje van verval. Na hen doet hoofdact Trumans Water op iets meer maniakale wijze hetzelfde trucje. Slechts een enkele keer meen ik een nummer te herkennen van de vier albums en enkele singletjes die ik thuis in de kast heb staan. Trumans Water grossiert in primaire kreten. I want it now! I want it right now! gillen de mannen in Sorry About The Blood. De broertjes Branstetter trekken elkaar uit de modder en slaken een oerschreeuw zoals acteurs John Goodman en William Forsyth doen tijdens hun surrealistische ontsnapping uit de gevangenis in Raising Arizona.

De grimassen en onstuimige bewegingen van jongste broer Kevin verdienen geen schoonheidsprijs. De gitarist hobbelt en springt met stuipbewegingen op de onregelmatige cadans van de drummer. Vlak voordat de toegift wordt ingezet, komen de heren op adem door gedrieën vooraan op het podium staan, vergezeld door drummer Kevin Cascell in zijn Soul-Junk T-shirt. Ze roken een sigaretje en babbelen met het publiek. Het blijkt allemaal spel, niets is serieus. Trumans Water presenteert ons een clowneske interpretatie van de Amerikaanse underground. Er mag gelachen worden en dat doen we dan ook.

Deel 2: Lightning Bolt in 2004.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *