Hell And Back Again (Danfung Dennis, 2011)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

hellandback

Na de oorlogsdocumentaires Armadillo (Janus Metz Pedersen, 2010) en Restrepo (Tim Hetherington & Sebastian Junger, 2010) krijg ik bij Hell And Back Again soms last van déjà vu. Het chaotische slagveld in Afghaanse stofwolken, de schietpartijen vanuit putjes tussen bomen aan de rand van dorre landbouwgrond, de moeizame communicatie van jonge Westerse soldaten met de plaatselijke bevolking, mannen met lange baarden die klagen over de schending van hun privacy en hun benarde positie tussen de strijdende partijen, de onzichtbare Taliban – het komt allemaal erg bekend voor. Niets verandert – noch in de film, noch in de werkelijkheid.

In tegenstelling tot zijn collega’s wordt filmmaker Danfung Dennis niet geconfronteerd met de verveling van de soldaten tussen de schermutselingen door. Ze zijn constant in actie. Hij onderscheidt zich van de andere twee documentaires door zijn creatieve gebruik van de camera. De oorlogsfotograaf richt de lens niet louter registrerend op gebeurtenissen, maar heeft zelfs in het heetst van de strijd gelegenheid het kader en de beeldcompositie optimaal te houden. Dankzij extreme dieptescherpte en een speciaal ontworpen stabiliserend statief krijgen zijn plaatjes de zweem van artisticiteit.

De meest benauwende schermutseling vindt plaats bij ondergaande zon, wat zorgt voor een belichting waar Terrence Malick een moord voor zou doen. Het is afschuwelijk wat voor de camera gebeurt, maar het ziet er heel mooi uit. Dennis toont de episodes in Afghanistan in de vorm van flashbacks van de gewonde Nathan Harris. Hij neemt veel vrijheid bij het interpreteren van de gevoelens van de jonge sergeant en verplaatst zich in diens hoofd via een suggestieve soundtrack, het extreemst tijdens een bezoek aan de Pain Management Clinic. In het commentaar op de dvd geeft Dennis toe bij het mixen van de soundtrack en het uitkiezen van de flashbackmomenten te zijn uitgegaan van zijn eigen ervaringen.

De pruimtabak kauwende sergeant Harris zit met een verbrijzelde heup thuis bij zijn vrouw Ashley. De revalidatie verloopt moeizaam en hij is misselijk van de pijn en de vele medicijnen. De man is van een zelfstandige, leidinggevende vechter veranderd in een hulpbehoevende invalide, afhankelijk van anderen. Thuis zitten is voor hem erger dan oorlog. Je gunt niemand zoveel leed, maar toch had ik heel veel moeite medelijden met Harris te hebben. ‘Ik wil mensen doden,’ was zijn motivatie om te worden aangenomen door het leger, en blijkbaar was dat precies wat zijn meerderen wilden horen. Hij heeft een pitbull, houdt van vechtsport (hij draagt een T-shirt van vechtkampioen Chuck Liddell), is gek op gewelddadige computerspelletjes (opnieuw déjà vu) en toont meer dan eens trots zijn pistool. Hij zwaait graag met het wapen voor de camera, vindt het grappig het op zijn vrouw te richten en dreigt even Russische roulette te spelen. Geen geruststellend gedrag voor iemand die vanwege medicijngebruik in geestelijk labiele toestand verkeert. Ik zou me bij zo’n man slecht op mijn gemak voelen. Danfung Dennis voelt zich juist veilig, vertelt hij op de dvd, wat aangeeft hoe weinig ik soms op heb met de Amerikaanse mentaliteit. Dit soort jongens vormen in normale omstandigheden een gevaar voor de maatschappij, maar in het leger zijn ze blijkbaar onmisbaar.

7/10