Op 1 juni 1983 zorgde Glenn Branca met de uitvoering van zijn compositie Symphony No. 3 voor een gedenkwaardig Nederlands televisiemoment. Tijdens een live uitgezonden thema-avond, als onderdeel van het Holland Festival, joeg de dirigerende Branca met zijn luide snarenorkest het merendeel van het publiek weg en minstens de helft van een ander orkest dat de avond zou afsluiten. Luid volume is onlosmakelijk verbonden aan het werk van Branca. Gisteren in de oude zaal van de Melkweg was dat niet anders. Bij de kassa werden uit voorzorg herriestoppers uitgedeeld. Voordat de componist/dirigent aftikte maande hij de voorste rijen om een paar stappen achteruit te doen omdat ze zich in de gevarenzone recht tegenover de gitaarspeakers bevonden. It’s gonna be loud, zei hij allervriendelijkst.
Branca speelde met zijn ensemble van vijf gitaristen en een drummer Ascension #3, een compositie die een week eerder in Hamburg in première was gegaan. Het stuk bestaat uit meerdere delen en begon gisteren met een ode aan de Duitse expressionistische schilders. De abstracte opening deed me echter meer denken aan de strakke rechte lijnen van De Stijl. Het ensemble klonk alsof The Magic Band van Captain Beefheart op het album Trout Mask Replica was vervangen door een stel plechtige academici. De muzikanten stonden ernstig naar hun partituren te turen en wisselden losse noten netjes op de tel af. De overdreven dissonanten klonken heel bedacht modern. Het leek een zware avond te gaan worden.
De componist leidde de meeste stukken in met een schorre, door een keelaandoening aangetaste stem. We boften dat hij geen zanger is. Glenn Branca stond achter een lessenaar met zijn rug naar het publiek zijn muzikanten aanwijzingen te geven en op te zwepen, soms stampend met zijn voeten en als een oude Elvis wiegend met zijn heupen. Om belangrijke wendingen aan te kondigen stak hij een vinger in de lucht, een beweging waarmee hij eenmaal per ongeluk zijn rode bril van de neus sloeg. Hij dirigeerde gewoon door met zijn linkerhand terwijl hij zijn rechterhand naar achteren hield, wetend dat iemand in het publiek hem weldra de verloren bril zou aanreiken. Bij de heftigste passages hield hij zijn beide armen in Christushouding omhoog. Tijdens de zeldzame rustige momenten boog hij zich voorover en duwde hij zijn lessenaar steeds verder tegen de grond. Branca dirigeerde duidelijk niet volgens de methode Haitink.
Na het wat al te abstracte begin zat er gelukkig een stijgende lijn in het concert. Wat dat betreft was de titel Ascension goed gekozen. Het tweede stuk The Smoke (Guitar Concerto for Arad Evans) is vernoemd naar de Londense smog en laat de vertrouwde Branca horen. De vijf gitaristen (vier mannen en een vrouw) stapelden massieve akkoorden op als betonblokken. Aan de constructie kon geen lucht ontsnappen. De blokken werden dichtgemetseld door de overijverige drummer Owen Weaver. Het ensemble bestond verder uit Branca’s partner Reg Bloor, Arad Evans (Rhys Chatham, Blastula), Eric Hubel, Luke Schwartz en de goedlachse Greg McMullen die met zijn gitaar voor de bastonen zorgde. Je kon horen waar bands als Swans en Sonic Youth hun inspiratie vandaan hebben gehaald. Sonic Youth kreeg een eerbetoon in het stuk Cold Thing, een titel die je ook als een ludieke sneer zou kunnen beschouwen.
Het stuk Velvets And Pearls werd opgedragen aan de Amerikaanse bands The Velvet Underground en Pearls Before Swine. Glenn Branca kent de tegendraadse rocktraditie en laat sinds begin jaren tachtig op die fundamenten statige constructies verrijzen. Branca bouwt kathedralen waarin enorme klokken oorverdovend beieren. De componist probeert met zijn uitgeschreven composities voor zichzelf een plek in de moderne gecomponeerde muziekwereld te verwerven, maar zijn ensemble maakt toch de meeste indruk als het simpelweg rockt, de gitaarakkoorden richting hoger gelegen frets laat glijden en via een langzaam opgebouwd crescendo collectief afstevent op een zinderende climax.
Na afloop van het concert werden we direct door een bevriende gitarist meegesleept naar De Vondelbunker onder de Vondelparkbrug. Rokers begroetten ons in de ruimte tussen de ingang en het concertzaaltje waar Schijnheilig de programmering verzorgt. In het halfduister was een improvisatie gaande van het Amsterdamse duo FVVSSD (Frank Vis versus Stephen Doyle). Een van de twee muzikanten hield een keyboard in de handen alsof hij het instrument zojuist voor het eerst had ontdekt. Hij stapelde effectendozen op de toetsen en produceerde daar lawaai mee dat werd aangevuld door een drummer. Rechts van ons, om de hoek richting bar, speelde iemand mee op harmonium, maar we hoorden hem alleen als de improvisatoren even pauzeerden. Achter een tafeltje met effectpedalen leek een man met baard ook een aandeel in het totaalgeluid te hebben. Fransman Javadelle zorgde daarna voor pauzemuziek die klonk als het warmdraaien van een monstertruck. Zijn geluidsbron was niet veel groter dan de display van een digitaal horloge. Later op de avond verzorgde een man zittend tussen het publiek voor videoprojecties die uit een apparaat kwamen dat kleiner was dan een afstandsbediening.
We gingen de nacht in met een noisepunkband uit het Franse Amiens. Headwar is een kwartet zonder website en zonder merchandise. De band had ook geen exemplaar meegebracht van het album Touche Pas À L’Enfant. Geen wonder, want de plaat is allang uitverkocht. Hun uptempo combinatie van Sonic Youth en Butthole Surfers werd uitgevoerd met de gecontroleerde gekte van vroege Boredoms. Ze begonnen heel kalm met zachte percussie en een blaasinstrument dat klonk als een fluisterende misthoorn. Het was de opmaat voor een woeste set voor een handjevol gelukkigen.
De muzikanten gingen hun instrumenten als jonge wilden te lijf. De vellen hingen van de gitaren. De drummer speelde in zijn onderbroek en de blonde gitariste gooide haar T-shirt tegen de grond voordat ze bekkens bewerkte en haar tanden in het toetsenbord zette. De energieke Fransen maakten op het eerste gezicht een onbesuisde indruk, maar ze wisten precies waar ze mee bezig waren. De gitaristen gebruikten hun instrumenten als extra percussie door niet alleen op de snaren te slaan maar ook op het versleten bekken en de koebel die er provisorisch aan waren gemonteerd. Tussen de extra toms en een versleten toetsenbord stond een tafel met metalen percussie.
De twee jongens en twee meisjes van Headwar zijn de kinderen van Glenn Branca al is het de vraag of ze hun vader kennen. Hun onbeteugelde muziek is beïnvloed door bands die schatplichtig zijn aan de Amerikaanse componist. De band schudde hevig en met groot plezier aan de rockfundamenten. Dat was een stuk opwindender dan de serieuze wijze waarop Branca’s ensemble een paar uur eerder hun hemelse lawaai produceerde.
Het album Touche Pas À L’Enfant van Headwar is legaal en gratis te downloaden vanaf de website van hun label Et Mon Cul C’est Du Tofu? Link.
Een video-opname van het optreden in Rennes begin vorig jaar staat op YouTube.
Onze vrienden van Polderlicht waren gisteren ook in de Melkweg en De Vondelbunker en schreven dit korte verslag.
🙂 geweldig lollig stukje over Branca. dat met die bril gheheheh