El Alma De Las Moscas (The Soul Of Flies) (Jonathan Cenzual Burley, 2010)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

elalma

Soms weet je binnen vijf minuten dat het nooit meer goed gaat komen met een film. Het overkwam me deze week bij El Alma De Las Moscas (The Soul Of Flies). Ik ben vermoedelijk de enige met deze ervaring, want de kleine Spaanse film kreeg overwegend positieve recensies en sprokkelde voldoende sterren bij elkaar om de dvd-hoes mee te sieren, de vier sterren van het blad Psychologies (the magazine for those who want to know more and grow more) meegerekend. Achteraf las ik ook de laaiend enthousiaste aanprijzing in mijn filmlijfblad Sight & Sound van augustus. Een van de openingsregels van die recensie klinkt als een waarschuwing: This quirky tale (…) delivers an incongruent humour of puckish excess where narrative plausibility and cause-and-effect have no discernible place. Ik heb geen principiële bezwaren tegen gebrek aan geloofwaardigheid, zelfs in een verhaal zonder oorzaak en gevolg, maar daar moet wel iets tegenover staan. Dit Spaanse debuut is mij te veel uit de losse pols gedraaid.

Op papier ziet El Alma De Las Moscas er uit als een aantrekkelijke road movie. De film gaat over twee halfbroers (gespeeld door Javier Sáenz en debutant Andrea Calabrese) die elkaar voor het eerst ontmoeten voor aanvang van een reis naar de begrafenis van de vader die ze nooit gekend hebben. De film faalt wat mij betreft op meerdere fronten. Hij mist scherpte. Het acteerniveau komt het schooltoneel niet te boven. Flashbacks en droomscènes hebben in postproductie goedkoop ogende, lelijke vegen meegekregen. De grappen zijn flauw (zie bijvoorbeeld het bovenstaande screenshot).

De ontmoetingen, onderweg tussen weidse landbouwvelden op zonovergoten Spaanse heuvels, hebben weinig om het lijf en hebben last van exotische gezapigheid. Zo is er een meisje dat enkel ten tonele wordt gevoerd om een meloen tegen een autoruit stuk te gooien omdat ze dat kunstzinnig vindt. In de rest van de scène is haar aanwezigheid slechts decoratief, wat de zinloosheid van haar bijdrage extra benadrukt. De dialogen bestaan voor het merendeel uit vrijblijvend gekeuvel. De broers kletsen vooral over ingrediënten van gerechten, geuren en droomvrouwen. Ze leren elkaar niet echt kennen en van enige onderlinge chemie is geen sprake. Als de ene broer (Andrea Calabrese) zijn droomvrouw daadwerkelijk tussen de zonnebloemen ziet staat, lijkt hij weinig onder de indruk, in ieder geval niet genoeg om van de situatie te profiteren. Elke ontmoeting eindigt in een anticlimax, zoals de hele film uitmondt in een anticlimax.

Maar laten we teruggaan naar het begin, naar de scène die er voor zorgde dat ik na vijf minuten was uitgekeken op de film. De halfbroers hebben afgesproken op een verlaten treinstationnetje. Het spoor wordt overwoekerd door onkruid. Een passerende automobilist maakt de twee twintigers attent op het feit dat hier al decennialang geen treinen meer rijden. Hij biedt ze een lift aan naar een verderop gelegen dorp waar misschien een bushalte is. Zelfs in een ongeloofwaardig verhaal vraag ik me dan af hoe de jongens bij het stationnetje terecht zijn gekomen en waarom ze niet hetzelfde vervoer kunnen gebruiken waarmee ze zijn gearriveerd. Of zijn ze soms uit de lucht komen vallen?

1/10