Het enige ontroerende aan Jos Stellings Duska is het lot van Cinerama aan de Marnixstraat te Amsterdam, in de film gezegend met de naam Luxor. Aan de overkant woont voormalige filmrecensent Bob (Gene Bervoets, het meest bekend van Spoorloos). De grijzende man van middelbare leeftijd leidt een eenzaam leven dat net zo vervallen oogt als het bioscoopcomplex. Hij vult zijn dagen met het bekijken van films, meer omdat hij verliefd is op het kassameisje (Sylvia Hoeks, ietwat overgewaardeerd met een Gouden Kalf) dan om redenen van cinematografisch aard. Thuis probeert Bob een scenario te schrijven. Zo’n scenario dat nooit afgerond is.
Helaas lijkt Duska nogal op de verfilming van dat onvoltooide script. Niets is af. Veel dialogen moeten nog geschreven worden en daarom zwijgen de personages langdurig, wachtend op een reddende dialoog. Hun karakters zijn nauwelijks uitgewerkt. Het kassameisje is een droomfiguur. Haar acties hebben niets met realiteit te maken. Na een ruzie met haar brommervriendje stapt ze in de auto van de toevallig passerende Bob en rijdt ze met hem mee naar zijn huis. Haar amoureuze toenadering is ongeloofwaardig. Geen moment is duidelijk wat haar bezielt om bij de oude man in bed te willen duiken. Voordat het echter zover komt staat Duska (Sergei Makovetsky) voor de deur. Deze olijke Rus is vervolgens het huis niet meer uit te krijgen.
De film opent met de geboorte van Duska, onderweg in een overvolle bus. Pas later blijkt dat we dit moment geheel anders moeten interpreteren. De realiteit in Duska is namelijk een filmrealiteit. In een normale wereld was de Russische zwerver in Amsterdam zonder probleem het huis uitgezet en buiten gehouden. Bob heeft namelijk geen enkele verplichting ten opzichte van Duska. Medelijden is niet op zijn plaats, want de ongewenste gast is meer irritant dan zielig en al helemaal geen onontkoombare griezel als Harry in Harry Un Ami Qui Vous Veut Du Bien (Dominik Moll, 2000). Bob heeft lange tijd moeite zich te herinneren waar hij de Rus van kent. In de filmrealiteit lukt het de voormalige filmrecensent niet van zijn bezoeker af te komen. Dit gegeven is te geforceerd om de aandacht vast te houden. Daarbovenop wordt de film geteisterd door een falende poging tot humor. Door het slepende tempo en de slechte timing sneuvelt vrijwel elke grap genadeloos.
Het romantische aspect van het verhaal krijgt een reanimatiepoging als het kassameisje terugkeert en zonder enige motivatie naakt onder de dekens van Bobs bed stapt. Hij gaat naast haar liggen en weet zomaar ineens waar hij Duska ooit heeft ontmoet: tijdens een filmfestival in het voormalige Oostblok, toen het Rusland nog beschermd lag achter het IJzeren Gordijn. Wat volgt is een tragisch onleuke flashback als persiflage op een amateuristisch georganiseerd ‘festival der festivals’ in Rusland, inclusief overacterende Russen en maar liefst twee close-ups van hetzelfde diepe decolleté.
Stelling heeft drie eindes nodig om Duska af te ronden. Ik had er vrede mee gehad als de film was geëindigd bij een invalide Bob die zijn leven lang noodgedwongen onderhouden wordt door de Rus. Ook had ik het okay gevonden wanneer de film zou stoppen met Bob achter zijn computer waar hij zijn verhaal eindelijk voltooit terwijl aan de overkant Cinerama/Luxor wordt gesloopt. Maar nee, de film heeft nog een einde dat zich meer en meer afspeelt in het hoofd van een man die een paar films te veel heeft gezien in zijn leven en nu verdwaald is in één daarvan. Mensen die menen dat Hollandse cine(ra)ma rijp voor de sloop is, kunnen met het veelal flets en vlak gefotografeerde Duska hun gelijk bewijzen.