Zowel Defiance van Edward Zwick als Che van Steven Soderbergh zijn gebaseerd op ware personages, respectievelijk de gebroeders Bielski en Ernesto ‘Che’ Guevara. Waarom de eerste film tekort schiet ten opzicht van de tweede heeft meerdere redenen. Laat ik me beperken tot de meest opvallende reden: taal.
Tuvia Bielski en zijn broers ontmoeten we in het door Duitsers bezette Wit-Rusland. Tuvia wordt gespeeld door Daniel Craig, een acteur uit Cheshire. We mogen veronderstellen dat in dit graafschap te Groot-Brittannië nauwelijks Wit-Russisch gesproken wordt. In Defiance praten Duitsers Duits, Polen Pools en gewone Russen Russisch, maar gek genoeg spreekt Craig voornamelijk Engels. Om te benadrukken dat zijn personage wel degelijk een witte Rus is, heeft hij, net als de collega-Brit Jamie Bell (als Asael Bielski) en de Amerikaan Liev Schreiber (Zus Bielski), zich een vet Oost-Europees accent aangemeten.
Ik kan me voorstellen dat regisseur Edward Zwick (o.a. The Siege, The Last Samurai en Blood Diamond) geen Wit-Russische steracteur kon vinden, maar hier gaat de Hollywoodisering veel te ver. Daniel Craig associëren we tegenwoordig met James Bond en om nu uitgerekend agent 007 een accent mee te geven dat in Bondfilms toebehoort aan de snoodaards die Bonds directe opponenten zijn, maakt de casting van de Britse acteur eerlijk gezegd een beetje belachelijk.
Regisseur Steven Soderbergh probeert zich in zijn biopic Che: Part One zoveel mogelijk van Hollywoodpraktijken te distantiëren. Acteur Benicio Del Toro vertolkt de titelrol dan ook in het Spaans. Zoals het hoort.