Net als in het werk van Mario Bava is ook bij landgenoot Dario Argento de plot de zwakste schakel. Argento weet zijn zwakte gelukkig vaak te verbergen achter een spectaculaire filmstijl.
Ik hoopte in de meest recente editie van Broken Mirrors/Broken Minds: The Dark Dreams Of Dario Argento antwoord te vinden op de vraag waarom de verhalen van de Italiaanse regisseur zulke wonderlijke plotwendingen hebben. Pas in de epiloog noemt auteur Maitland McDonagh de belangrijkste reden, wanneer hij Argento citeert over zijn schrijfproces:
I lock myself away for months on end. Nothing usually happens at first, and I just end up staring at a blank wall and waiting for inspiration from imaginary ghosts or shafts of moonlight. If I don’t come up with something, I punish myself and deny myself everything. Eventually my second soul gives in and I come up with something.
Argento’s werkwijze is a little like that of the surrealists, using automatic writing. Zijn scripts komen voort uit zijn onderbewustzijn. Het primaire doel van de regisseur is het vertalen van die onderbewuste beelden naar het scherm, in plaats van het construeren van plausibele verhaallijnen. It’s certainly easy enough to see why the plots of Argento’s films often leave so much to be desired, vervolgt McDonagh, and equally easy to see why the quality of their imagery is often so arresting: it’s tough to fake dreaminess, to produce its disturbing effects through logical, rational process (McDonagh, pagina 232). Daarmee is mijn vraag slechts voor een gedeelte beantwoord, want als het onderbewuste en de droom zulke belangrijke inspiratiebronnen vormen, waarom dan toch zo krampachtig vasthouden aan de plot?
In zijn bovennatuurlijke klassiekers Susperia (1977) en Inferno (1980) stoort de werkwijze me niet, maar de gialli van Argento zijn moordmysteries waarin personages obsessief op zoek zijn naar de oplossing van een puzzel en is plot dientengevolge een zeer nadrukkelijk aanwezige, drijvende kracht. Als de idioterieën zich opeenstapelen (en idioterie is voor mij iets heel anders dan surrealisme), vergeet ik de fraaie, soms letterlijk in het oog springende fotografie en zit ik me te ergeren aan mallotige verhaalwendingen.
Na het recentelijk voor de tweede keer zien van Profondo Rosso a.k.a. Deep Red (1976) had ik het liefst in Broken Mirrors/Broken Minds gelezen waarom helderziende Helga (Macha Meril) niet gewoon de naam noemt van de moordenaar met wie ze eerder op de dag telepathisch in contact kwam. In plaats van de naam te noemen, zegt ze tegen de organisator van de parapsychologiebijeenkomst dat ze naar huis gaat om daar de naam voor hem op te schrijven, terwijl die organisator gewoon naast haar staat. Door haar domme actie wordt Helga vermoord. Haar buurman, de pianist Marcus (David Hemmings uit Blow-up), is getuige van de moord en daarom potentieel volgend slachtoffer.
Nog idioter dan Helga’s weigering de naam te noemen, is de aanleiding voor Marcus’ zoektocht naar een villa. De moorden worden in Deep Red gepleegd terwijl de moordenaar een kinderliedje afspeelt. Een andere organisator van de parapsychologische middag herinnert zich een boek waarin een dergelijk liedje, een schreeuwend kind en een geheimzinnige villa in een hoofdstuk worden beschreven. Als hij had gezegd dat hij dat had gelezen in een boek van Arnon Grunberg, zou je niet denken dat Grunberg iets met de moorden te maken heeft. Marcus maakt wel een vergelijkbare gedachtesprong. Hij zoekt auteur Amanda Righetti (Giuliana Calandra) op, en wat blijkt: het genoemde boek is wel degelijk de belangrijkste clou en Amanda moet boeten voor haar kennis.
De andere grote idiote wending volgt in de verlaten villa. Marcus ontdekt daar achter een verflaag een primitieve tekening. De afbeelding toont een kind dat een volwassen figuur neersteekt. Marcus treft een exacte kopie van die tekening aan in de kamer van de dochter van de villabeheerder. Zij heeft op haar beurt een andere versie van die tekening gezien, terwijl ze aan het schoonmaken was in de archieven van de plaatselijke school. De tekening zat opgeborgen in een archiefkast tussen honderden andere tekeningen. Toch heeft ze uitgerekend die bewuste tekening uitgekozen om tot in de kleinste details uit haar hoofd na te tekenen en aan haar kamermuur te hangen. Marcus gaat direct naar de bewuste school, want hij weet zeker dat de oorspronkelijke tekening gesigneerd is en de naam bevat van de moordenaar. Dit is geen geval van surrealisme, maar van een overmatig gekunsteld script.
Ik had gehoopt dat McDonagh mij enige uitleg over zulke storend bizarre details had kunnen geven, maar de auteur besteedt in zijn boek meer aandacht aan het motief van de doppelgänger in Deep Red en het feit dat Marcus zijn spiegelbeeld vindt in de bevriende pianist Carlos, een man met veel vrouwelijke (lees: zwakke) karaktereigenschappen. De zwakheid van Marcus levert veel komisch bedoelde scènes op met journaliste Gianna (Daria Nicoldi), waarvan de meeste door de Amerikaanse distributeur zijn verwijderd. Argento en humor gaan slecht samen, zoals hij een hele film lang heeft bewezen met zijn mislukte historische schelmenfilm Le Cinque Giornate (1973).