Mijn 50 favoriete films uit de jaren ’00: Deel 2 (26-50)

Facebooktwitterpinterestlinkedin
4 Months, 3 Weeks, 2 Days

4 Months, 3 Weeks, 2 Days

Het duurde langer een lijst met beste films van ’00 samen te stellen dan ik van tevoren had gepland. Om zo min mogelijk titels te missen heb ik er 50 van gemaakt. Bij de bovenste 25 staan titels die zijn gekozen vanuit een combinatie van persoonlijke smaak en het eventuele (film)historische belang van de genoemde films. In de onderste regionen speelt de persoonlijke invalshoek een doorslaggevende rol. De volgorde betreft, op de nummers 1 en 2 na, een momentopname.

De lijst overziend merk ik dat ik me laat leiden door de auteurstheorie en veel waarde hecht aan de stempel die een regisseur op een film drukt. De auteursbenadering is gewoonweg te sterk in de filmliteratuur om me eraan te kunnen of willen onttrekken. De aanwezigheid van bepaalde acteurs en actrices speelt geen enkele rol in de keuze. Vandaar dat bijvoorbeeld een favoriete actrice als Isabelle Huppert ontbreekt in de genoemde films. Ook opvallend, maar niet verrassend: Hollywood is ondervertegenwoordigd.

26. 4 Months, 3 Weeks, 2 Days (Cristian Mungiu, 2007)
Wie zou aan het begin van het vorige decennium hebben kunnen vermoeden dat de Roemeense cinema zich internationaal op de kaart zou zetten? 4 Months, 3 Weeks, 2 Days was de meest succesvolle film uit de Roemeense golf. Een stijlvaste film met een hoofdrolspeelster die indruk maakt vanwege haar non-verbale spel. Het meest aangrijpend wanneer informatie achterwege wordt gelaten en de kijker achter de handelingen en gezichtsuitdrukkingen moet zien te ontdekken wat werkelijk gebeurt.

27. Le Conseguenze Dell’Amore (Paolo Sorrentino, 2004)
De invloed van de Italiaanse cinema was na het heengaan van de grote namen (Fellini, Pasolini, Antonioni, et al.) flink getaand. Dankzij Paolo Sorrentino loont het weer bij te houden wat er in Italië aan films gemaakt wordt. Ondanks zijn kille omgeving en zijn gevangenschap in het zeer gestileerde kader, is Titta di Girolamo (Toni Servillo) een personage waar je als kijker een band mee voelt. Dat lukte Sorrentino wat mij betreft een stuk minder in het door de dwingende vorm afstandelijke Il Divo (2008).

28. Elephant (Gus Van Sant, 2003)
De Amerikaan Gus Van Sant gebruikt een Europese filmstijl (in dit geval geïnspireerd door de gelijknamige film van regisseur Alan Clarke uit 1989) voor een film over een tendens die in eerste instantie zo nadrukkelijk Amerikaans lijkt (een schietpartij op een school). Wild om zich heen schietende scholieren zijn helaas ook buiten de Verenigde Staten nog steeds actueel. Belangrijker dan het achterhalen van de motieven van de moordende scholieren is het laten zien van de onschuld van hun nietsvermoedende slachtoffers. Door de herhalingen en het verschuiven van de verteltijd voelt het lot van de slachtoffers nog onoverkomelijker.

29. L’Enfant (Jean-Pierre & Luc Dardenne, 2005)
L’Enfant is voor mij de beste van de gebroeders Dardenne, omdat in deze film, in tegenstelling tot Rosetta (1999) en Le Fils (2002), de cameravoering geen storende factor is. Bij die andere twee films werd ik letterlijk misselijk van de wiebelende close-ups en moest ik de bioscoop vroegtijdig verlaten. Tot mijn verdriet werd hun overdreven onrustige manier van filmen gemeengoed bij andere makers van realistische films en haalde ik nog vaker niet het einde van een film. L’Enfant demonstreert dat je ook tot personages kunt doordringen wanneer de camera op afstand blijft. Het drama wordt er niet minder schrijnend door.

30. La Graine et le Mulet (Abdel Kechiche, 2007)
De Algerijnse familietragedie in de zonnige Franse havenplaats Sète lijkt in eerste instantie op degelijk sociaalrealisme totdat alle eerder getoonde details in de tweede helft van de film bij elkaar komen in een tergend lange climax. De lange tijdsduur is essentieel voor de plot. Personages worstelen, maar komen niet boven.

My Winnipeg

My Winnipeg

31. My Winnipeg (Guy Maddin, 2007)
Een film als kroon op een eigenzinnig oeuvre dat ik dankzij de dvd heb leren kennen en waarderen, want in de Nederlandse bioscopen was Guy Maddin nauwelijks te zien. De Canadees weet een volstrekt eigen wereld te creëren, alsof hij leeft in het vacuüm tussen de zwijgende films en de eerste geluidsfilms en vanuit 1930 een alternatief, parallel universum heeft geschapen waarin mythe, fantasie en droom onlosmakelijk verbonden zijn aan de werkelijkheid.

32. Oasis (Chang-dong Lee, 2002)
Oasis is een uitmuntend geacteerd Zuid-Koreaanse drama, ditmaal over een onwaarschijnlijke liefde tussen twee personages aan de rand van de maatschappij: een sociaal onhandige jongen en een gehandicapt meisje. Na hun eerste ontmoeting en de aanvankelijk dubieuze motieven van de jongen, denk je dat het nooit meer goed zal komen tussen de twee, maar de jongen krijgt wroeging, het meisje vergeeft en heel langzaam ontstaat er toenadering.

33. Pan’s Labyrinth (Guillermo del Toro, 2006)
Een intelligent sprookje over hoe een kind in roerige tijden geestelijk probeert te overleven door haar toevlucht te zoeken in een fantasiewereld. De Mexicaan Guillermo del Toro weet zijn art directors en de mensen van de special effects te inspireren tot het scheppen van zeer oorspronkelijk ogende visioenen.

Russian Ark

Russian Ark

34. Russian Ark (Aleksandr Sokurov, 2002)
Als fan van het continue shot (de plano secuencia, noemt filmmaker en criticus Alex Cox het zo mooi in zijn biografie X Films) begon ik al te kwijlen toen ik hoorde dat die van Sokurov in Russian Ark maar liefst 90 minuten duurde. Hoe knap de technische prestatie is (mogelijk gemaakt door de opkomst van de digitale film), wordt extra duidelijk bij het bekijken van de documentaire over het maken van deze film.

35. Still Walking (Hirokazu Koreeda, 2008)
Still Walking is groots vanwege de kleine bewegingen. De film beperkt zich tot het huis waar een Japanse familie jaarlijks bijeenkomt, ter nagedachtenis van een jaren geleden verongelukte zoon. Het portret van de jongen kijkt toe hoe de verhoudingen tussen ouders en kinderen al jaren door zijn dood worden bepaald. Vader zit vol verwijten, maar is geen prater, wat de communicatie tussen hem en de rest van de familie, en voornamelijk zijn overgebleven zoon, extra bemoeilijkt. Net als in de vergelijkbare films van Yasujiro Ozu (1903–1963) zijn de jaarlijkse terugkerende gesprekken, familierituelen en ergernissen universeel herkenbaar. Japan ligt om de hoek.

36. There Will Be Blood (Paul Thomas Anderson, 2007)
Het afgelopen decennium bracht ons twee nieuwe personificaties van het kwaad: Javier Bardem in No Country For Old Men en Daniel Day-Lewis in There Will Be Blood. Daniel Day-Lewis’ Daniel Plainview was met zijn immorele gedrag zowaar een voorbode van de recente financiële crisis.

37. The Return (Andrei Zvyagintsev, 2003)
De mooiste road movie van de jaren ’00.

38. 25th Hour (Spike Lee, 2002)
Alleen al historisch relevant, omdat het de eerste grote Amerikaanse speelfilm is die ons het New Yorkse leven liet zien na 9/11. De monoloog van Edward Norton (die ik na deze film nooit meer zo goed heb zien acteren) tegenover de spiegel in een restauranttoilet wordt door velen niet gewaardeerd, maar ik zie het als de sleutelscène en als een belangrijk symptoom van de verstoorde manier waarop de westerse mens naar ‘de ander’ kijkt.

39. Uzak (Nuri Bilge Ceylan, 2002)
De mooiste film over het berusten in het eigen falen.

La Commune (Paris, 1871)

La Commune (Paris, 1871)

40. La Commune (Paris, 1871) (Peter Watkins, 2000)
Peter Watkins is het bekendst van fictieve documentaires waarin hij mogelijke toekomstscenario’s laat zien. Die komen vaak keihard aan, zoals de mogelijke gevolgen van een nucleaire aanval op Engeland (The War Game, bijna 20 jaar verboden door opdrachtgever BBC) en de dictatoriale excessen van een grootmacht in tijden van grote onrust (het in tijden van de PATRIOT Act zeer herkenbare Punishment Park uit 1971). In La Commune (Paris, 1871) gebruikt Watkins zijn karakteristieke filmmethode voor een anachronistisch portret van de commune van Parijs, vastgelegd door een televisieploeg. Hij maakt de kijker vanaf de eerste scène zeer bewust van de manier waarop hij zijn film construeert. Door deze filmmethode voelt een historische gebeurtenis aan als actualiteit.

41. The Five Obstructions (Jørgen Leth & Lars von Trier, 2003)
Ondanks beperkingen toch een goede film kunnen maken – volgens mij is dat de uitdaging van elke filmmaker, zeker als hij of zij een eigen stempel op de film wil drukken en (daardoor) over minder financiële middelen beschikt dan het scenario vraagt. The Five Obstructions laat zien hoe tegenwerkingen (opgelegd door de vileine Lars Von Trier) leiden tot creatieve oplossingen (door Jørgen Leth). Een intrigerende en vermakelijke les in het maken van film.

42. Unknown Pleasures (Zhang Ke Jia, 2002)
Het immense en complexe China kun je proberen te begrijpen door bijvoorbeeld de epische, negen uur durende documentaire Tie Xi Qu: West of the Tracks (Wang Bing, 2003) te ondergaan. Voor een blik in de Chinese ziel kun je ook kiezen voor een speelfilm van Zhang Ke Jia.

43. The New World (Terrence Malick, 2005)
Geen decennium kan zonder een film van Terrence Malick. Bij hem mogen we even proeven aan het Paradijs, ook al moeten we, samen met de hoofdpersonages, altijd weer terug naar de grote, bebouwde, boze, drukbevolkte moderne wereld.

44. What Time Is It There (Tsai Ming-liang, 2001)
Over de gapende afstand tussen Taipei en Parijs, tussen je oude zelf en de persoon die je was als kind, en de afstand tussen de levenden en de doden. Het is ontroerend en grappig te zien hoe een jongen zich dichter bij een meisje in Parijs probeert te voelen door alle klokken in Taipei op de Franse tijd te zetten.

45. Infernal Affairs (Wai-keung Lau & Alan Mak, 2002)
Vele malen beter dan de Amerikaanse remake The Departed. Misschien hang ik de waarde van deze film te veel op aan de knapst gemaakte scène, die waarin de twee concurrerende mollen voor het eerst elkaars bestaan ontdekken. De scène is het beste voorbeeld hoe je visuele manier een complexe situatie helder kunt overbrengen. Bij Scorsese heb ik in The Departed geen moment kunnen ontdekken dat daar ook maar een beetje bij in de buurt komt.

Happiness Of The Katakuris

Happiness Of The Katakuris

46. Happiness Of The Katakuris (Miike Takashi, 2001)
Over het bonte oeuvre van de Japanse regisseur Miike Takashi verscheen in de jaren ‘00 een lijvig, maar helaas wat dor geschreven boek (Agitator:The Cinema of Takashi Miike, 2003). Het is tevens een lijvig boek, want de Japanner maakt heel veel films. Met zijn uitgebreide filmografie (de teller staat ergens rond de 80) is het logisch dat Takashi de plank weleens misslaat. De laatste jaren is hij commerciëler geworden, wat zowel de vermakelijke jeugdmonsterfilm The Great Yokai War als de belabberde J-horror van One Missed Call heeft opgeleverd. Een persoonlijke film als Big Bang Love, Juvenile A geeft nog hoop voor de toekomst. Waarom ik, en velen met mij, een zwak hebben voor Takashi is zijn eigenwijsheid en zijn neiging alle genreregels aan de laars te lappen, vaak de goede smaak tartend met alle verrassende gevolgen van dien. Happiness Of The Katakuris is het meest uitbundige voorbeeld van zijn eigengereide aanpak.

47. Les Revenants / They Came Back (Robin Campillo, 2004)
In jaren ’00 keerden de doden massaal terug en maakten ze de wereld onveilig in onder meer de remake van Dawn Of The Dead, 28 Days Later en 28 Weeks Later, Shaun Of The Dead en een Nederlandse trailer vol nazizombies die om financiële redenen maar niet tot speelfilmlengte kon worden opgerekt. De meest prikkelende zombiefilm was het Franse Les Revenants, aangezien regisseur Robin Campillo ons bloedige taferelen bespaart, de overledenen terugkeren naar hun families en hun oude werkplaats en andere problemen worden aangekaart: hoe ga je logistiek en emotioneel om met de mensen van wie je dacht definitief afscheid te hebben genomen.

48. Identity (James Mangold, 2003)
Regisseur James Mangold is waarschijnlijk de enige non-auteur in dit overzicht. In plaats van een eigen visie gekoppeld aan een eigen stijl beperkt Mangold zich tot onvervalst vakmanschap. Dat demonstreerde hij het afgelopen decennium binnen verschillende genres, waaronder de western (3:10 To Yuma) en de muziekfilm/biopic (Walk The Line). De romantische fantasiekomedie Kate & Leopold (2001) laat ik gemakshalve onvermeld. De regisseur waagde zich ook aan het horrorgenre en deed dat in Identity op elegante manier, geholpen door een betrouwbare John Cusack, een strak script van Michael Cooney en een scherpe montage van David Brenner (vooral effectief tijdens de introductie van de personages). De zogenaamde mindfuck als scriptstrategie was na The Usual Suspects en The Sixth Sense eigenlijk not done in de jaren ’00, maar Mangold komt er goed mee weg.

49. Timecode (Mike Figgis, 2000)
Naast Russian Ark nog een interessant technisch experiment. Timecode wordt in real time (en zonder montage) verteld met gebruikmaking van vier camera’s waarvan de beelden tegelijkertijd in vier identieke blokken op het scherm zijn te zien. De vier deelverhalen komen uiteindelijk bij elkaar. De dialogen en geluiden uit de vier parallelle vertellingen werden tijdens speciale voorstellingen live gemixt (soms door regisseur Mike Figgis zelf) om zo de aandacht van de kijker te manipuleren. Ook de dvd-uitgave is voorzien van een vergelijkbare interactieve manier om als kijker met de soundtrack te kunnen spelen. Figgis probeerde een jaar later het trucje nog een keer, met het mislukte Hotel als gevolg. Timecode leverde in het afgelopen decennium in ieder geval een verrassende commerciële variant op: de televisieserie 24.

nothing

50. Nothing (Vincenzo Natali, 2003)
Hekkensluiter is een film in de geest van Hitchcock. De Britse regisseur vond het een uitdaging in scripts uit te gaan van beperkingen in de setting van een verhaal (zie ook nr. 41). Zo plaatste hij regelmatig, in films als Lifeboat, Rope, North By Northwest en Rear Window, zijn personages in een begrensde positie (in de genoemde voorbeelden respectievelijk een reddingsboot, een woonvertrek, een open veld en een rolstoel) om uit te zoeken hoe hij het verhaal binnen een dergelijke beperking toch interessant en spannend kon houden.

De titel Nothing van de Canadees Vincenzo Natali verwijst naar het grote niets waar de personages Dave en Dave in verzeild raken. De twee moeten het doen met een oneindig wit, want de wereld rondom hun bouwvallige woning is op wonderbaarlijke wijze volledig verdwenen. Hoe vertel je een verhaal op speelfilmlengte over het grote niets? Natali komt er een heel eind mee. Volgens mij zou Hitchcock, als hij nog had geleefd, goedkeurend grinnikend hebben toegekeken. Meesterwerk? Nee. Essentieel? Ook niet. Maar wel het origineelste fantasieverhaal van de jaren ’00.

Favoriete Films Uit De Jaren ’00: Deel 1