La Blonde Aux Seins Nus (Manuel Pradal, 2010)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

seinsnu

La Blonde Aux Seins Nus had een aardige schelmenfilm kunnen zijn met de jonge Louis (Steve Le Roi) als de Franse Pietje Bel. Hij leeft samen met zijn veel oudere broer Julien (Nicolas Duvauchelle) op een aak, zo eentje als in L’Atalante (Jean Vigo, 1934). Moeder is tien jaar dood en vader ligt in het ziekenhuis op sterven. De relatie tussen vader en zijn zonen is verre van hartelijk en de oude man weigert de boot aan zijn kroost over te dragen. Om aan geld te komen moet Louis van zijn broer een schilderij van Manet wegsnijden uit de lijst in een museum te Parijs, zodat ze het doek kunnen verkopen aan twee duistere sujetten.

De blonde suppoost Rosalie (Vahina Giocante) betrapt Louis op heterdaad, rent achter hem aan langs de Seine, springt op de boot en laat zich opsluiten in een van de kajuiten. Dat zij de enige is die door het museum en de drukke Parijse straten achter het jochie aanrent, zonder dat iemand anders het onderdeurtje bij de kraag grijpt, is tamelijk ongeloofwaardig. Dat de vrouw zich vervolgens bij de eerste confrontatie met grote broer onzedelijk door hem laat betasten en daarna direct last krijgt van het Stockholm Syndroom, maakt het verhaal er nog minder plausibel op. Vanwege haar al te gemakkelijke overgave is het onmogelijk als kijker enig erbarmen voor haar te voelen.

Bij de jongens zit ook een steekje los. Grote broer is een kruimelcrimineel met losse handjes en de duimende Louis loopt 80 procent van de film zonder bovenkleren rond. De belevenissen van de drie hoofdpersonages lieten me na tien minuten volledig koud. De meeste wendingen in de plot hangen van toevalligheden aan elkaar. Zo speelt Rosalie toevallig de paar gitaarakkoorden van Juliens favoriete band Black Rebel Motorcycle Club. De waarheid omtrent het gestolen schilderij doet het verhaal definitief de das om.

4/10