Weirdsville (Allan Moyle, 2006)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

Weirdsville

Een muisje dribbelt over de brilrand van de wc, glijdt uit en verdrinkt reddeloos spartelend in het gele water van de toiletpot. Om beurten zien Dexter en Royce met hun troebele drugsogen het muizenlijkje drijven. Hun eigen leven lijkt in Weirdsville ook te verzuipen in het kille Canadese gehucht met de makkelijk te verbasteren naam Weedsville. Zullen de twee vrienden hun hoofd wel boven water kunnen houden? Hun grootste obstakel is het bedrag dat ze schuldig zijn aan de enige drugsbaas die het dorp rijk is.

Het permanent gedrogeerde duo kan de schuld terugbetalen door drugs van de baas te verhandelen. Een andere manier om aan groot geld te komen is dankzij een tip van vriendin Matilda (Taryn Manning). Zij weet dat de oude rijke Taylor (een bijrolletje voor Matt Frewer, ooit bekend als Max Headroom) vanwege een ongelukje minstens een week lang van zijn riante buitenhuis weg is en bovenal weet Matilda wat de code is van de overdadig gevulde kluis in het landhuis. Dexter (Scott Speedman) wil zijn hoofd helder houden en neemt een week de tijd om te afkicken. Royce (Wes Bentley) heeft hele andere plannen en is zo onverstandig in deze periode samen met Matilda het merendeel te consumeren van de drugs die ze hadden moeten verkopen.

Midden in de nacht belt Royce in paniek zijn maatje op als hij bij Matilda geen polsslag meer voelt en hij een fatale overdosis vermoedt. Dexter en Royce weten zich geen raad met het levenloze lichaam en kunnen niets anders bedenken dan Matilda te begraven bij een afgelegen drive-in bioscoop. Uitgerekend op dezelfde avond besluit Abel (Greg Bryk), een oud-klasgenoot van Dexter en Royce, samen met twee geloofsgenoten op dezelfde locatie de duivel op te roepen.

Weirdsville is een goed voorbeeld van de ruime interpretatie die de programmeurs van het Amsterdam Fantastic Film Festival geven aan de fantastische film. De film is vooral een lollige, zotte komedie vol verkeerd getimede confrontaties, toevallig samenlopende omstandigheden en uitvergrote personages (met een zeer kleine winkelcentrumbewaker als een van de krankzinnigste personages in het script). De satanaanbidders doen horror vermoeden, maar het trio is zo onhandig serieus bezig dat ze regelmatig grappiger zijn dan de twee stuntelende hoofdpersonages. Ritueel bloed wordt slechts kortstondig verspild.

Dexter en Royce zouden door kunnen gaan als de neefjes van The Big Lebowski. Hoe geestig ze ook zijn, ze komen geen moment in de buurt van de in weednevelen gehulde waardigheid van The Dude. Regisseur Allan Moyle is geen familie van de gebroeders Coen, al komt hij aardig in de goede richting getuige de enkele keer dat een door drugs vervormde observatie een mooi vervreemdend beeld oplevert, zoals dat van Dexter wanneer hij, compleet in zijn eigen verknipte wereldje vertoevend, op blote voeten en zonder de grond te raken boven de bevroren straat schaatst.