Vijftien jaar na de doorbraak: de carrière van Takashi Miike onder de loep

Facebooktwitterpinterestlinkedin
The Happiness Of The Katakuris

The Happiness Of The Katakuris

Takashi Miike brak in 1999 internationaal door met Audition. Deze beruchte film bezorgde hem de reputatie van een filmmaker die zich niets aantrekt van genreconventies en taboes. De eigenwijze Japanse regisseur houdt ervan om zijn publiek te verrassen en te choqueren. De onvermoeibaar harde werker draait sinds 1991 meerdere producties per jaar. De teller staat binnenkort op 100 titels, tv-series en bijdragen aan omnibusfilms meegerekend. De recente heruitgave op Blu-ray van The Happiness Of The Katakuris (2001) is een mooie aanleiding om het oeuvre van Takashi Miike aan een kritische blik te onderwerpen.

Takashi Miike won tijdens het International Film Festival Rotterdam in 2000 de prijs van de internationale filmkritiek voor Audition (1999), een film met evenveel bewonderaars als weglopers. Niet iedereen was bestand tegen de fysieke horror waar het romantische drama halverwege plotseling in verandert. Audition was een bioscoopervaring zoals je ze zelden meemaakt. Wie aanwezig was tijdens de voorstelling in Rotterdam zal zich de massale exodus van festivalgangers herinneren en de bezoekster die ziedend bij de regisseur verhaal kwam halen.

Audition

Audition

Ik zag de film in dezelfde periode tijdens een speciale voorstelling in het oude Filmmuseum in Amsterdam. Het gebouw schudde voelbaar toen de uitverkochte zaal collectief schrok op het moment dat een grote postzak in de huiskamer van de geheimzinnige Asami (Eihi Shiina) tot leven kwam. De expliciete horrorfilm Audition gaat van start als een verstild filmhuisdrama over de zoektocht van een weduwnaar (Ryo Ishibashi) naar een nieuwe partner. Zelfs Andrej Tarkovski wordt nog even genoemd. Zonder voorkennis is het tweede deel een schokkende overrompeling. Het eerste deel van de trilogie Dead Or Alive (2000) begint juist meteen met buitensporig geweld. De hysterisch gemonteerde openingsscène is komisch vanwege de absurde extremiteiten, zoals de vers genuttigde noedels die na een raak pistoolschot via een open buik de cameralens besmeuren.

Het zijn vooral de extreme en uitzinnige tendensen in Takashi’s repertoire waar de regisseur zijn roem aan te danken heeft. Het verst gaat hij in Ichi The Killer (2001). De aaneenschakeling van wrede martelingen in die misdaadfilm zorgde voor een verbod in Maleisië, Noorwegen en Duitsland. De film slaat de toeschouwer tegen de grond en trapt vervolgens lang na. Het is niet zozeer het geweld dat gaat tegenstaan, maar de overdaad aan geweld. Na een tijdje kijk je niet meer op van een marteling meer of minder. De overdaad had wat mij betreft zijn grens definitief bereikt met Izo (2004), een film waarin de historische samoerai en moordenaar Izo Okada (1832-1865) meer dan twee uur lang krijsend door de tijd reist en iedereen op zijn pad doorboort en/of in mootjes hakt, begeleid door de maniakaal jankende acid-folkzanger Kazuki Tomokawa.

Yattâman

Yattâman

Het spektakel in de meeste commerciële films van Takashi Miike is tamelijk zielloos. De aandoenlijk stuntelende superheld in de geslaagde komedie Zebraman (2004) wordt in Zebraman 2: Attack On Zebra City (2010) verdrongen door overvloedige digitale effecten. Het uiterst kinderachtige Yattâman (2009) is Mega Mindy-on-acid. De serie Crows is een geestdodende aaneenschakeling van massale vechtpartijen tussen schoolbendes. Het enige aardige aan For Love’s Sake (2012) is dat de personages zingen tijdens het uitdelen van de ferme vuistslagen. Jammer genoeg vergeet Takashi halverwege die film dat het een musical is. De middelbare school keert opnieuw terug in Lesson Of The Evil (2012) waarin een doorgedraaide docent American Psycho naspeelt in de gangen van het schoolgebouw.

De ingetogen Takashi Miike is een verademing, maar ook een zeldzaam verschijnsel. Soms leidt de ingetogenheid tot een slepend kostuumstuk zoals de tv-productie Sabu (2002) of een degelijke 3D-remake als Hara-Kiri: Death Of A Samurai (2011). Als personages meer aandacht krijgen dan actiescènes levert dat geslaagde introspectieve films op zoals die in de Triad Society Trilogy (1995-1997) of het gestileerde gevangenisdrama Big Bang Love, Juvenile A (2006), een film die opvalt vanwege de openhartige homoseksuele liefdesrelatie van de twee hoofdpersonages.

Visitor Q

Visitor Q

Takashi is op zijn best als hij de juiste balans weet te vinden tussen een ingehouden filmstijl en confronterende thematiek. Een goed voorbeeld is het uiterst ongemakkelijke familiedrama Visitor Q (2001), een lowbudgetfilm gedraaid op video, dat een perverse variant is op Teorema (Pier Paolo Pasolini, 1968). De leden van het gezin Yamazaki kunnen niet langer meer de schijn ophouden en net doen alsof hun levens het gewenste rechte Japanse pad volgen. De helende aanwezigheid van een onbekende indringer komt als geroepen, want door incest, prostitutie en drugsgebruik staat het gezin op het punt volledig te desintegreren. Takashi zou Takashi niet zijn om zelfs necrofilie in te zetten voor het oplossen van problemen en opgekropte frustraties. Veel kijkers zullen halverwege te gechoqueerd zijn om het happy end te halen.

In hetzelfde jaar als Visitor Q maakte de regisseur het veel toegankelijkere The Happiness Of The Katakuris, een musical waarin opnieuw blijkt dat de familie het beste in Takashi Miike naar boven haalt. Vier generaties Katakuri hebben het veeleisende stadsleven ver achter zich gelaten en wonen samen met hondje Pochi in een groot afgelegen hotel op vervuilde grond nabij besneeuwde bergen. Ze hebben veel moeite bezoekers te trekken. De enkeling die wel het gastenboek tekent wordt de volgende ochtend levenloos op de hotelkamer teruggevonden. Aangezien dode hotelgasten slechte reclame zijn, worden ze door de familie begraven in de buurt van een afvalberg. Net als in Visitor Q probeert een disfunctionele familie naar de buitenwereld toe de schijn van gelukkig en harmonie op te houden. Hoe dichter het onheil nadert hoe hechter de band wordt tussen de familieleden.

The Happiness Of The Katakuris

The Happiness Of The Katakuris

The Happiness Of The Katakuris is Takahsi Miike in optima forma. Zoals in veel van zijn werk is ook deze film een ongebreidelde mix van onverenigbare genres. Het is een vrolijke familiefilm met ontbindende lijken, een horrorfilm met muzikale intermezzo’s en dans, een rampenfilm gelardeerd met kleianimaties en een over-the-top geacteerde romantische komedie in de vorm van een karaokevideo. De zang is vaak onzuiver en de choreografie verre van gestroomlijnd, maar dat maakt de hele onderneming juist zo aantrekkelijk. De film straalt een plezier en een vitaliteit uit die te vaak ontbreekt in het werk dat de regisseur tegenwoordig voortbrengt.

8/10


The Happiness Of The Katakuris verscheen deze week in een speciale Blu-ray-editie uitgebracht door het Britse label Arrow Video.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *