Two Years At Sea (Ben Rivers, 2011)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

twoyearsatsea

Mijn eerste ingeving voor een kort stuk over Two Years At Sea was een vergelijking met The Turin Horse van Béla Tarr. Beide films zijn zwart-wit en contemplatief, met zwijgzame kluizenaars als centrale personages. Het einde van de wereld is nabij of heeft zelfs al plaatsgevonden. In de slotscènes dooft het licht langzaam tot slechts duisternis overblijft. Het nihilisme van Tarr is in schril contrast met het relatieve optimisme van de Britse kunstenaar en experimentele filmmaker Ben Rivers.

Niet dat Rivers geen sombere gedachten heeft over hoe het met de wereld is gesteld. Jake Williams is misschien wel de laatste mens op aarde en het afval in en rondom zijn afgelegen huis misschien de laatste restjes van een voorbije beschaving. Foto’s herinneren aan een vorig leven, maar daar krijgen we verder niets over te horen. De oude man is van het zwijgzame soort. In tegenstelling tot de zwanenzang van Béla Tarr is bij Two Years At Sea geen sprake van passief makende angst of een geestdodende rituele herhaling van minimale bezigheden. Voor de eenzame Jake heeft elke dag nieuwe uitdagingen, begeleid door telkens weer een nieuwe melodie. Hij wandelt fluitend door de bossen en draait thuis cassettebandjes en bekraste grammofoonplaten. Het solitaire bestaan is vurrukkulluk.

Moondog

Moondog

Omdat de tekst in het boekje bij de dvd-uitgave van Soda Pictures de overeenkomsten en verschillen tussen Two Years At Sea en The Turin Horse al ter sprake brengt, maak ik liever een muzikale vergelijking, die van Jake Williams met Moondog (1916-1999), de als Viking geklede man op de bovenstaande foto. Allereerst vanwege de voor de hand liggende fysieke overeenkomst. Waarschijnlijk lijken alle oude mannen met een lange, woeste grijze baard op Moondog.

De blinde componist creëerde zijn eigen, unieke wereld. Uit zijn stukken is niet op te maken dat hij een stadsmens was. De percussie en zangstukken op zijn eerste album lijken afkomstig uit ver vervlogen tijden en hebben eerder raakvlakken met de beboste heuvels en besneeuwde vlakten waar Jake doorheen wandelt, dan aan geasfalteerde wegen en wolkenkrabbers. De schijnbare eenvoud van de liedjes en instrumentale canons weerspiegelt de eenvoud van het landelijke leven.

Moondog bouwde eigen instrumenten en ook Jake is een creatieve knutselaar. Hij zet provisorisch met hulp van vier jerrycans, een paar planken en een opblaasbed een bootje in elkaar. Jake’s bestaan is vastgelegd op een ouderwetse 16mm Bolex met anamorfische lens. Het lijkt alsof de ontwikkelde film eerst een tijdje op de vloer gelegen heeft van zijn morsige interieur. Het celluloid is rafelig, korrelig, onopgesmukt, bevlekt. Het filmoppervlak leeft een eigen leven, afgezonderd van het digitale tijdperk. Het celluloid zingt.

8/10