Ten Bad Dates With De Niro (Richard T. Kelly (ed.), 2007)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

ten bad dates

Een filmboek met een Subjectivistische inslag moet wel een filmboek met lijstjes zijn. Dan heb ik het niet over standaardlijstjes waarin Citizen Kane steevast bovenaan prijkt, maar over alternatieve lijstjes, zoals de ondertitel van Ten Bad Dates With De Niro benadrukt. Zo opent deze verzameling met Ten Films (Non-Horror) That Traumatized Me When I Was Younger, een lijstje met verrassende titels als Bambi en The Wizard Of Oz. Andere leuke invalshoeken zijn: Ten Films It’s Painful To Like (waaronder Top Gun en Hook), Ten Great Films I Haven’t Seen, Five Films We’d Like To See Remade (opgesomd door de broertjes Coen), Ten Scenes Where ‘Shouty Al’ shows up (over opvallende en vooral luide momenten van Al Pacino), The Ten Baddest Hair Days In Film (waar het ontplofte kapsel van Sean Penn in Carlito’s Way niet eens in voorkomt!), Ten Great Performances By Animals (de hoofdprijs gaat naar een ezel) en Ten Places You Wouldn’t Expect To Find A Severed Head.

In deze Engelstalige publicatie duiken zelfs enkele Nederlandse filmmakers op: de met een mobiele telefoon opgenomen film van Cyrus Frish staat in het rijtje Ten Brave Uses Of Obsolete Technology, Spoorloos van George Sluizer staat fier vermeld in de top 3 met Ten Great Twists In The Tail. Paul Verhoeven verdient zelfs een eigen opsomming: Ten Gratuitous Uses Of Sex And Nudity By Paul Verhoeven. Ten Bad Dates With De Niro nodigt uit tot het maken van eigen lijstjes. Nu ik het boek eindelijk uit heb, is het tijd voor een eigen bijdrage: The Last Laugh – Tien Voorbeelden Van Krankzinnige Lachjes In De Wereldcinema (in chronologische volgorde).

10. Knock (Alexander Granach) in Nosferatu (D 1919, dir. F.W. Murnau, naar de roman Dracula van Bram Stoker)
knock_eats_bug_smMakelaar Knock is de grijsharige handlanger van Count Orlok (Max Schrek). In opdracht van zijn meester stuurt hij Hutter (Gustav von Wangenheim) naar de oude vampier in zijn vervallen Oost-Europese slot. Knock lacht Hutter tijdens het beslechten van de deal recht in zijn gezicht uit, maar het kinderlijk naïeve slachtoffer hoort in het gelach niet hoe ongezond bezeten de grijze makelaar is en laat zich gewillig richting verdoemenis zenden. Tijdens Hutters afwezigheid belandt Knock in de gevangenis waar zijn gekte zorgwekkende trekjes aanneemt. De man grijpt vliegen uit de lucht en stopt ze in zijn mond (Blut ist Leben!), wrijft zich lachend over de knieën als hij voelt dat de zwarte plaag zijn meester begeleidt op weg naar de stad, juicht de komst van het spookschip toe vanachter de tralies (der Meister ist Nahe!) en giert het uit als hij, na zijn ontsnapping, wordt achternagezeten door de plaatselijke bevolking. Zijn lach is luid, zelfs in een zwijgende film.

9. Gwynplaine (Conrad Veidt) in The Man Who Laughs (US 1928, dir. Paul Leni, naar de roman L’Homme Qui Rit van Victor Hugo)
man_who_laughs_circleNet als Knocks lach in Nosferatu is ook die van Gwynplaine geluidloos. De grimas is chirurgisch in zijn gezicht gekerfd toen hij nog een kind was en nu is Gwynplaine een kermisattractie als duo-act met de engelachtige Dea (Mary Philbin). Zij heeft dankzij haar blindheid geen last van Gwynplaine’s afzichtelijke verminking. Toch durft de lachende man zijn liefde niet met haar te delen, bang als hij is dat ze zich ooit bewust zal worden van zijn verminking. De mondprothese die acteur Conrad Veidt draagt is ontworpen door de legendarische make-up artiest Jack P. Pierce (Frankenstein, The Invisible Man, The Wolfman et al.). De Duitse acteur kon er niet mee spreken en moest het acteren overlaten aan zijn grote ogen. Achter de permanente grijns gaat alles behalve een gelukkig personage schuil. De mismaakte clown is gedoemd eeuwig te lachen, hoe verdrietig, gefrustreerd en angstig hij zich ook voelt.

8. Renfield (Dwight Frye) in Dracula (US 1931, dir. Tod Browning, naar de roman Dracula van Bram Stoker)
renfieldIn de eerste geluidsfilm naar de vampierroman van Bram Stoker horen we voor het eerst hoe Renfield lacht als hij onder invloed is van de bloeddorstige graaf uit Transylvanië (Bela Lugosi). Het dodenschip arriveert in de haven van Londen met aan boord slechts een dode kapitein, vreemde kisten en een onaardse lach (deranged guttural laughter, omschrijft de Britse ondertiteling voor slechthorenden op de dvd-release van Universal). Why, the man is crazy, is de begrijpelijke opmerking wanneer Renfield onderaan de trap in de kajuit door havenmedewerkers wordt aangetroffen. Zijn ogen staan wijd open, zijn open mond onbloot twee grote rijen witte tanden. De lach is dierlijk en dreigend en Renfield wordt subiet opgesloten in het gekkenhuis, een plek waar krankzinnig lachen een dagelijks tijdverdrijf is. Renfield mag in zijn cel geen vliegen eten en daarom ontsnapt hij meerdere malen om zich tegoed te doen aan mensenbloed. Een van zijn slachtoffers is de bediende van Dracula’s love interest Mina (Helen Chandler). Een makkelijk slachtoffer, want al bij het aanhoren van Renfields duistere lachje valt ze flauw. Renfield kruipt over de vloer en slaat direct toe.

7. Tommy Udo (Richard Widmark) in Kiss Of Death (US 1947, dir. Henry Hathaway)
kiss_of_death_1947I’m asking you. Where is that squealing son of yours? Aan het woord is creepy gangster Tommy Udo en zijn slachtoffer is een vrouw in een rolstoel. Aan het lachje van Udo is te horen dat we van doen hebben met een psychopaat. De indertijd 33-jarige acteur Richard Widmark laat in zijn spraakmakende filmdebuut bij dreigend taalgebruik zijn onderlip naar links hangen, ontbloot vervolgens zijn bovenlippen en laat hikkende geluiden aan zijn middenrif ontsnappen. It’s not a laugh, it’s a cackle, omschrijft Widmarks vriend Karl Malden de typerende lach jaren later in een tv-interview. De methodes van Udo zijn wreed, al helemaal voor een nietsvermoedend publiek in 1947. Lachend bindt hij de weerloze oude dame vast aan haar rolstoel en zonder pardon duwt hij haar de trap af. In dezelfde film doorzeeft hij een opponent en weet hij met zijn gelach bijna de pistoolschoten te overstemmen. Udo’s dodelijke lach leverde Widmark een Oscarnominatie op in de categorie Best Supporting Role en een paar jaar lang was hij verplicht slechteriken te spelen.

6. Hombré (Helmut Döring) in Auch Zwerge Haben Klein Angefangen a.k.a. Even Dwarfs Started Small (D 1970, dir. Werner Herzog)
evendwarfs2Een groep losgeslagen kleine mensen hebben op een zonnig eiland de leiding in het gesticht overgenomen en mogen van de Duitse regisseur Werner Herzog een hele film lang verwoestend tekeer gaan. Objecten en levende wezens moeten het ontzien. Bloempotten vatten vlam, ramen en servies versplinteren, onbestuurde wagens rijden zinloze rondjes, een varken wordt geveld, een aapje gekruisigd, blinde gestichtbewoners mishandeld en kippen als projectiel gebruikt. Auch Zwerge Haben Klein Angefangen is een volledig uit de hand lopende film die verbaast, verbijstert en de grenzen van de goede smaak meerdere malen overschrijdt. Een krankzinnige film moet natuurlijk krankzinnig eindigen. De kleine, oude Hombré, die eerder in de film de liefdesdaad niet kon bedrijven omdat het bed voor hem te hoog was, smoort zichzelf bijna van het lachen wanneer voor zijn neus een schijtende dromedaris door zijn voorpoten zakt en niet meer kan opstaan. Hombré vindt het prachtig, klapt zijn armpjes tegen zijn kleine lijf en hoest en proest en bulkt onophoudelijk en is waarschijnlijk nog steeds aan het lachen, zelfs 38 jaar later, op het moment dat je deze woorden leest.

5. The Overseer (Ray Johnson) in Space Is The Place (US 1974, dir. John Coney)
sun-ra-space-325De wonderlijke, warrige, psychedelische, muzikale en – het moet gezegd – mislukte black power sciencefictionfilm Space Is The Place, rondom de als Egyptische god geklede toetsenist en componist Sun Ra en zijn Intergalactic Solar Arkestra, begint in het Chicago van 1943. Sun Ra treedt op in een afgeladen nachtclub waar hij stripteasedanseressen begeleidt met boogie woogie. The Overseer betreedt het etablissement, gekleed in een smetteloos wit pak, inclusief grote witte cowboyhoed en een ronde zonnebril. Tussen zijn lippen steekt een sigaar als surrogaaterectie. Hij is niet onder de indruk van Sun Ra’s pianospel. I think he sounds like shit, meldt hij de dienstdoende ober. Now get him out of here and start the show. De ober schuift bedremmeld weg van de tafel, alle ruimte gevend aan de eerste schaterlach van The Overseer. Sun Ra laat zich niet zomaar weglachen en zet letterlijk de tent op zijn kop met een ongevraagde portie free jazz. Een aardbeving had minder schade opgeleverd. De cliëntèle rept zich in allerijl naar de nooduitgang. Zelfs de piano slaat op de vlucht. The Overseer blijft als enige over. Hij daagt Sun Ra uit een kaartspel te spelen met het lot van de wereld als inzet. You think you can handle it? informeert The Overseer voordat zijn tweede van nog vele schaterlachen door de speakers buldert. Voor alle zekerheid doet de schuddebuikende Overseer zijn bril af om glasschade te voorkomen. De incapabele regisseur John Coney gooit er nog een close-up van de lachende mond tegenaan. Sun Ra probeert een flauw lachje in de strijd te werpen, maar valt wijselijk terug op de kracht van zijn muziek. Calling planet Earth! roepen de vocalisten van zijn band in een vergeefse poging de film met beide benen terug op aarde te krijgen.

4. The Boss (Leon Charles) in The Candy Snatchers (US 1973, dir. Guerdon Trueblood)
Kids love me
, zegt de goedlachse baas van Sheans ouders tijdens een belangrijk bezoek aan het huis van hun werkgever, I can do anything with them. Anything. Daar verkijkt de baas zich op, want Shean is stom. Zo kan het kind niet vertellen hoe hij eerder op de dag getuige was van de ontvoering van het schoolmeisje en juweliersdochter Candy door drie amateuristische criminelen. Shean (gespeeld door zoontje Cristoph van regisseur Guerdon Trueblood) zal in de slotfase van The Candy Snatchers een cruciale rol spelen, maar zover is het nog lang niet. Eerst moeten zijn verknipte ouders nog aan hun baas uitleggen dat Shean niet kan praten. De baas (een totaal niet ter zake doend bijrolletje van een zekere Leon Charles) kan zijn oren niet geloven. Who has heard of a kid that doesn’t talk! roept hij uit om vervolgens bijna te stikken in een onbedaarlijke, tegen het hysterische aanzittende lachbui. Om zijn idiote reactie te onderstrepen zoemt de camera onrustig in op zijn gezicht. Shean kan enkel gegeneerd zijn hoofd schudden. De Nederlandse kijkers hebben als extra handicap het feit dat Leon Charles akelig grote overeenkomsten vertoont met zanger Gordon zoals die er over tien jaar uit zal zien. Met baard.

3. Borgia Ginz (Jack Birkett a.k.a. The Incredible Orlando) in Jubilee (GB 1977, dir. Derek Jarman)
orlandoImpresario en machtswellusteling Borgia Ginz is de ergste en engste speler in de entertainmentindustrie. It’s power, babe. I don’t create it. I own it. Deze kale kruising tussen Telly Savalas en Klaus Kinski kan geen tekstregel uitspreken zonder deze van uitroeptekens te voorzien middels een hinnikend gegier. Deze gekmakende gewoonte maakt het voor de kijker moeilijk sympathie op te brengen voor Derek Jarmans extravagante punkfilm. Het fenomeen The Incredible Orlando kan voor geen meter acteren en de regisseur legt hem geen strobreed in de weg. Schmier er maar op los, is de opdracht en dat laat Orlando zich geen tweemaal zeggen. Hij rolt met zijn blinde ogen en pauzeert net iets te lang tussen tekst en lachsalvo (een methode die later in Nederland geperfectioneerd zou worden door Wim T. Schippers creatie Henk Pal). Borgia Ginz lacht zo hard dat hij zijn hoofd moet vasthouden omdat die er anders af zou kunnen rollen.

2. Joker (Jack Nicholson) in Batman (US 1989, dir. Tim Burton)

joker
Met zo’n foto lijkt mij verdere tekst en uitleg overbodig.

1. Nick Reve (Steve Buscemi) in Living In Oblivion (US 1995, dir. Tom DiCillo)
Een overdreven lach is meestal de oorzaak van slecht acteren en slecht acteren wordt vaak veroorzaakt door slechte regie. Regisseur Nick Reve geeft daarvan een goed voorbeeld. Op de dag dat hij een droomscène voor zijn debuut Living In Oblivion moet schieten, heeft hij zijn script thuis laten liggen. Het is niet zijn enige zorg. De cameraman draagt een ooglap en is net op de filmset door zijn vriendin (de regieassistente) gedumpt, niemand weet precies hoe de rookmachine werkt en de kleine humeurige man die als dwerg in de droom moet verschijnen uit grote twijfel over het nut van zijn bijdrage. Kleine acteur Peter Dinklage moet het decor betreden en met een appel in zijn hand rondjes draaien rondom hoofdrolspeelster Catherine Keener. Op een afgesproken moment moet hij stilstaan en lachen. Na alweer een mislukte take neemt Nick Reve de kleine man even apart voor opnieuw een veel te vage regieaanwijzing.

Nick: Tito, I still think we need to see more of a laugh at the end.
Tito: What kind of laugh?
Nick: Just a laugh.
Tito: Show me.
Nick: Oh, okay. Uh. I think of maybe something like this.

Nick: Something like that, alright? And remember, this is a dream. It doesn’t have to make sense. A laugh right there could heighten our sense of, uh…
Tito: Anxiety.
Nick: Exactly!

Droomscènes zijn duidelijk niet Nicks specialiteit. Als door een wonder weet hij de scène alsnog af te ronden. De lach komt dan uit een onverwachte hoek.