Prima Della Rivoluzione (Bernardo Bertolucci, 1964)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

primadella

Mijn eerste kennismaking met Jean-Luc Godard ging begin jaren tachtig via een Italiaanse omweg. Die omweg heette Prima Della Rivoluzione van Bernardo Bertolucci.

De tweede speelfilm van Bertolucci maakte indruk, ondanks de inferieure 16mm-kopie en de projectie op een kreukelig wit kleed in een gymzaaltje aan de rand van het dorp. Met de perfectie van mijn toenmalige helden Spielberg en Tarkovski in het achterhoofd, was het een revelatie een film te zien met bewust slordig uit de hand gefilmde beelden door een soms expres onscherp afgestelde lens. Waar het tobbende hoofdpersonage Fabrizio (Francesco Barilli) zich de hele film druk over zat te maken, was me vaag duidelijk, maar dat deed er niet toe.

Prima Della Rivoluzione leerde me dat je een verhaal ook kunt vertellen met subjectieve camerabewegingen en suggestieve montage. Bij het herzien van de film probeer ik de schok van het nieuwe telkens weer te herbeleven, wat na het zien van meer dan 5.000 films natuurlijk nooit meer gaat lukken. Dankzij de recente Blu-ray/DVD op het label van het British Film Institute kan ik weer een nieuwe poging wagen. Ik zit voornamelijk te wachten op de drie scènes die me altijd zijn bijgebleven.

De eerste scène is de laatste ontmoeting tussen Fabrizio, een jongeman uit de middenklasse, en de minder welgestelde Agostino (Allen Midgette). Agonstino voelt dat de bezoekjes van Fabrizio aan de oudere leraar Cesare (Morando Morandini) hun vriendschap in de weg zitten en rijdt plagerig, en vermoedelijk dronken, op zijn fiets rondjes om Fabrizio. Bij elke stunt klapt hij hard tegen de grond, staat hij op en probeert hij een nieuwe stunt uit. De camera versterkt het dronken gevoel door te dichtbij te filmen. Agonstino’s drukke handelingen zijn zo lastiger te volgen en vaak onscherp in beeld gevangen. Binnen de bewegingen wordt ook nog eens gemonteerd – jump cuts, zoals ik pas veel later zou leren.

De tweede scène is de eerste echte toenadering tussen Fabrizio en zijn aantrekkelijke jonge tante Gina (Adriana Asti). Hij wil Gina troosten, maar twijfelt of hij haar daarbij zal omhelzen. De camera is dan al bezig met een tracking shot, rijdend langs de twee acteurs. Omdat Fabrizio te lang aarzelt, moet de camera dezelfde beweging meerdere keren herhalen, totdat de jongeman eindelijk zijn armen om haar heen heeft geslagen. De camerabeweging, in combinatie met montage, geeft de twijfel extra lading.

De derde scène die me altijd is bijgebleven, is die waarbij Gina met een onbekende man op straat wandelt en toevallig Fabrizio ontmoet. De man is in verlegenheid gebracht en loopt weg. Fabrizio is boos op Gina en verlaat haar ook. De afstand tussen de vrouw en de mannen wordt versterkt doordat de camera scherp houdt op de vrouw en de mannen, elk in hun eigen, tegenovergestelde richting wandelend, laat verdwijnen in een waas. Heel simpel en heel doeltreffend. Doeltreffend genoeg om Bertolucci voor korte tijd tot mijn grootste filmheld te rekenen.

Het heldendom van Bertolucci hield minder dan een jaar stand. Ik zal nog geen vijftien zijn geweest toen kort na Prima Della Rivoluzione een andere film van Bertolucci opnieuw in roulatie ging en ook de grote plaatselijke bioscoop aandeed. Met de postertekst ‘Verboden in Frankrijk’ als enige voorkennis, zat ik midden in een afgeladen zaal vol volwassenen, bij een film die ik gezien mijn leeftijd nog niet had mogen zien. Het openingshot, waarbij de camera onder een metrolijn op Marlon Brando afrijdt, beloofde veel goeds. De rest van de film bracht een ander soort schok teweeg. Ik heb veel nieuwe dingen gezien in Last Tango In Paris, maar niets daarvan had met cinema te maken.

Iets meer dan tien jaar later zag ik pas mijn eerste Godard. Zoals te verwachten had À Bout De Souffle (1960) in mijn ogen behoorlijk veel last van remmende voorsprong.

9/10