Le Havre (Aki Kaurismäki, 2011)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

Idrissa (Blondin Miguel)

Films over illegaal in Europa verblijvende jongens en hun wens via Frankrijk over te steken naar Engeland, zijn meestal realistische drama’s met tragische afloop. Denk aan de zeventienjarige Bilal uit Irak in Welcome (Philippe Lioret, 2009). Nog verder terug in het Franse filmverleden is de Franse havenplaats Le Havre de plek waar antiheld Jean Gabin zijn laatste adem uitblaast in Le Quai Des Brumes (Marcel Carné, 1938). Aki Kaurismäki verandert de multiculturele stad in een decor voor een optimistisch sprookje over tolerantie.

De huisvrouw met het Finse accent, de Noord-Afrikaanse kruidenier en de Vietnamese schoenenpoetser hebben als buurtgenoten een hartelijke relatie met elkaar. Het enige echte gevaar voor de ontsnapte illegale Afrikaanse tiener Idrissa (Blondin Miguel) is de klikkende Franse overbuurman van de oude Marcel Marx (André Wilms), de man bij wie de jongen tijdelijke onderdak vindt. Kaurismäki laat de buurman spelen door Jean-Pierre Léaud, vermoedelijk als verwijzing naar de debuutrol van Léaud in Les Quatre Cents Coups (François Truffaut, 1959), over een jochie die zijn vrijheid vindt aan de Franse branding.

Op het eerste gezicht valt weinig spectaculairs te ontdekken in de statische shots en droge, emotieloze acteerstijl. De kalme vertelwijze en de droge humor trekken de kijker geleidelijk het verhaal in. Om een sleetse metafoor te gebruiken: Le Havre is als een gerecht waarbij de ingrediënten niet automatisch een smakelijke maaltijd doen vermoeden, maar waarbij je uiteindelijk wel het water in de mond loopt. Hetzelfde effect bereikt een figurant die in de film in de buitenlucht van Calais in een pan staat te roeren. Hoe meer elementen de Finse regisseur in het verhaal verwerkt, hoe lekkerder het is om naar te kijken.

De rare mix van anachronismen werkt wonderwel. Commissaris Monet (Jean-Pierre Darroussin) lijkt met zijn strakke zwarte leren jas, hoed en handschoenen rechtstreeks uit een oude krimi gestapt. Zulke kleding uit vervlogen jaren vormt een vervreemdende combinatie met de hedendaagse problematiek. De jaren zestig worden niet alleen vertegenwoordigd door Jean-Pierre Léaud, maar ook door de Franse filmkomiek Pierre Étaix. Hij is de wonderdokter in het ziekenhuis waar Marcels vrouw Arletty (Kati Outinen) het merendeel van de film doorbrengt. Zijn geruststellende aanwezigheid geeft vertrouwen in een goede afloop, zoals het bij de meeste sprookjes hoort. Soms is het niet erg naïef te zijn.

8/10