Inception (Christopher Nolan, 2010)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

inception

Na een film over iemand die niet kan slapen (Insomnia in 2002), maakte Christopher Nolan een film over mensen die vrijwel constant slapen.

De kritiek in Het Parool op Inception (een opgevoerde, intelligente variant op Dreamscape van Joseph Ruben uit 1984) is dat de film wel het intellect bevredigt, maar nooit het hart raakt. Dat is vrijwel altijd het geval bij Christopher Nolan. Veel van zijn films zijn ideeënfilms waarbij de constructie een belangrijkere rol speelt dan de personages. Net als bij Memento (2000) zit de kijker voornamelijk in het hoofd van een onbetrouwbare verteller en wordt de verteltijd drastisch door elkaar gehusseld.

Wat aanvankelijk lijkt op een teveel aan uitleg in de eerste helft, blijkt zeer behulpzaam bij het volgen van dromen binnen dromen binnen dromen in de tweede helft van de film. De dromen spelen zich tegelijkertijd af in elk hun eigen tempo – wat in de ene droom een paar seconden duurt, kan zich in de volgende droom meerdere uren afspelen. Als personages verdwalen in een droom, raken ze gevoel voor tijd en werkelijkheid volledig kwijt, en de kijker met hen. Het is knap hoe Nolan zich uit de kluwen weet te werken en voorkomt te verdwalen in een eigenhandig geconstrueerd doolhof. Na het ambigue slotbeeld waren sommige mensen in zaal 5 van bioscoop Arena in Amsterdam vorig weekend zo opgewonden dat ze een applaus niet konden onderdrukken.

De reden waarom Inception begint aan een strand, heeft natuurlijk alles maken met het tweede deel van Edgar Allan Poe’s A Dream Within A Dream (1849):

I stand amid the roar
Of a surf-tormented shore,
And I hold within my hand
Grains of the golden sand—
How few! yet how they creep
Through my fingers to the deep,
While I weep—while I weep!
O God! can I not grasp
Them with a tighter clasp?
O God! can I not save
One from the pitiless wave?
Is all that we see or seem
But a dream within a dream?

8/10