Death Proof (Quentin Tarantino, 2007)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

death proof

Quentin Tarantino bevindt zich in een permanente staat van cinefiele nostalgie. Zijn werk zit vol verwijzingen naar veelal obscure favoriete films uit lang vervlogen tijden. Death Proof is daarvan het minst geslaagde resultaat. Het is een film over film waarin navelstaren wordt tot kunst verheven.

De personages in Death Proof kletsen constant over cultcinema vol vlotte wagens. In het café van Warren (gespeeld door de regisseur zelf) hangen de muren vol met posters van Mexicaanse B-producten. Het celluloid zelf speelt zelf een van de hoofdrollen, voornamelijk in de eerste helft van de film. Het filmoppervlak is expres ouder gemaakt – de kleuren zijn verlept en uitgelopen, groene kabels trekken lange strepen, beelden verspringen alsof er een hap uit is genomen, de overgang van de ene naar de andere spoel gaat gepaard met een paar seconden zwart, terwijl de soundtrack krast en hoest als een roestige naald op een oude grammofoonplaat. Soms herhaalt een scène zich een seconde alsof het de hik heeft.

Is de veroudering digitaal aangebracht of zou Tarantino de filmspoel hebben uitgerold over zijn eigen stoffige huiskamervloer en er een dansje op hebben uitgevoerd? Aan het begin van de tweede helft van Death Proof verdwijnen de kleuren tijdelijk totaal en is een scène langdurig in zwart-wit. Daarna heeft de regisseur blijkbaar genoeg van het verouderingsspelletje en concentreert hij zich op de opbouw richting grande finale zonder het celluloid verder toe te takelen. Ook achter de krassen en strepen zijn voorwerpen te zien die verwijzen naar de goede oude filmtijd. Net als in goedkoop geproduceerde en door sponsors gefinancierde Amerikaanse films uit de jaren zeventig worden etiketten van drankflessen en andere gemerkte commerciële voorwerpen nadrukkelijk close-up in beeld gebracht. Product placement noemen ze dat. Vervoersmiddelen zijn rechtstreeks afkomstig uit Vanishing Point of The Cannonball Run. De soundtrack bij deze nostalgie is een jukebox met enkel oude Amerikaanse hits van acts als T. Rex, Joe Tex en Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick and Tich.

Death Proof is een ode aan grindhouse cinema. Tarantino herkauwt uitgebreid andermans oeuvre maar vooral zijn eigen back catalogue. Enkele voorbeelden: net als in Pulp Fiction opent Death Proof met een uitgebreide dialoog gefilmd in een rijdende auto. Net als in Reservoir Dogs leuteren hoofdpersonages ellenlang aan tafel over populaire cultuur vastgelegd door een hen omcirkelende camera. De lapdance in Death Proof doet denken aan de scène in Reservoir Dogs waarin Michael Madsen rondom de gevangen agent danst. Er is een dialoog tussen twee mannen die wandelen door een gang (zoals ook in Reservoir Dogs en Pulp Fiction). Net als in Kill Bill nemen vrouwen hardhandig wraak. Geel is de dominante kleur.

death proof2

De tweede helft van Death Proof is een variant op de eerste helft, dus eigenlijk herkauwt Tarantino ook nog eens de film waar we naar zitten te kijken. Twee keer horen we een gemengd stel jonge vrouwen langdurig met elkaar ouwehoeren, zowel in de auto als in een openbare eet- en drinkgelegenheid. Twee keer toont een vrouwelijk personage haar speciale talent (een lapdance en een autostunt). Twee keer heeft een man achter de tap of kassa een portret van Johnny Cash hangen of staan (Warren heeft een foto van de zanger met de tekst ‘Cash only!’ en op de toonbank van de pompbediende staat een pop van de zanger). Het grote verschil is dat de belaagde vrouwen in de tweede helft van de film in de gelegenheid zijn wraak te nemen op de akelige stuntman Mike (Kurt Russell) wat in de finale een spectaculaire autoachtervolging oplevert. Maar maakt de afsluitende autoachtervolging van Death Proof alsnog een geslaagd project? Ik vrees dat Tarantino iets te veel als een hondje achter zijn eigen staart aan het rennen is.