1408 (Mikael Håfström, 2007)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

1408_2007

In sommige gevallen vertoont de bioscoopervaring overeenkomsten met Groundhog Day (Harold Ramis, 1993): je hebt het gevoel elke keer hetzelfde liedje te horen en moet keer op keer hetzelfde verhaal beleven. Neem bijvoorbeeld 1408, alweer een verfilming uit het oeuvre van Stephen King. Het liedje dat in deze film herhaaldelijk uit een wekkerradio schalt is van The Carpenters. In plaats van I Got You Babe krijgt ditmaal Karen Carpenters tekstregel We’ve Only Just Begun een sinistere bijklank.

Mike Enslin (John Cusack), auteur van spookhuisgidsen, heeft zich vrijwillig, en tegen het advies van de hotelmanager in, laten opsluiten in kamer 1408 van The Dolphin Hotel te New York. Hij gelooft niet in een hiernamaals en doet zeer lacherig over alle verhalen omtrent de vele onverklaarbare doden die in 1408 te betreuren zijn geweest sinds de opening van het hotel eind jaren dertig. Het is hem te toevallig dat de optelsom 1+4+0+8 leidt tot het ongeluksgetal 13. Volgens manager Gerald Olin (Samuel L. Jackson) heeft niemand het in deze kamer langer volgehouden dan een uur. Mij krijg je niet gek, denkt Mike, maar daar komt hij snel op terug.

1408_shining

Déjà vu nr. 1: Een schrijver die doordraait in een oud hotel. 1408 is een herhalingsoefening van schrijver Stephen King die zijn griezelroman The Shining nog eens dunnetje overdoet. Kamer 1408 is de uitvergroting van Kamer 237 in The Overlook Hotel.

1408_bartonfink

Déjà vu nr. 2: Nog een schrijvers die doordraait in een oud hotel. 1408 is de horrorvariant op Barton Fink (1991) van de gebroeders Coen. Barton Fink (John Turturro) uit New York is een theaterschrijver van sociaal realistisch repertoire. Hij wordt in Hollywood gevraagd een scenario te schrijven voor een worstelfilm. Fink kampt met een writer’s block, staart in zijn hotelkamer naar een schildering aan de wand van een dame aan het strand, hoort geluiden in de naastgelegen kamers, heeft uitzicht op een dode muur en begint langzaam maar zeker zijn verstand te verliezen. In wezen kampt Mike Enslin ook met een writer’s block. Hij was ooit gevierd auteur van The Long Road Home (een tamelijk clichématige titel, maar vooruit), een autobiografische roman over de getroebleerde relatie met zijn vader. Zijn carrière als schrijver van goedkope, slechts voor de ramsj geschikte spookhuisgidsen is een uiting van vluchtgedrag. Er zit een volgende roman in Enslin, maar hij durft daar niet aan, tegengezeten door een trauma. Ook in kamer 1408 trekken schilderijen aan de wand de aandacht, klinken de geluiden van andere hotelgasten door de dunne muurtjes, kijkt Enslin vanuit het raam tegen een muur aan en wordt hij geleidelijk aan gek. Beide films hebben een vlammende finale nodig om het hoofdpersonage weer bij zinnen te krijgen.

Déjà vu nr. 3: De hoofdpersoon heeft geen idee van zijn eigen dood en waart zonder het te weten door een voorgeborchte vol demonen. De film 1408 is een afstammeling van Jacob’s Ladder (Adrian Lyne, 1990). Jacob Singer (Tim Robbins) komt getraumatiseerd terug uit Vietnam en is het slachtoffer van een experimenteel medicijn. Singer denkt last te hebben van de bijwerkingen van het medicijn, want hij wordt belaagd door angstaanjagende waanbeelden. Deze mentale staat isoleert hem van zijn omgeving en hij moet in zijn eentje de oplossing van het raadsel zien te vinden. Zijn queeste eindigt wanneer hij geconfronteerd wordt met de geestverschijning van zijn overleden zoontje. Schrijver Mike Enslin heeft ook een dood kind: zijn dochtertje Katie (Jasmine Jessica Anthony). Door het trauma leeft hij gescheiden van zijn vrouw (Mary McCormack) aan de andere kant van de Verenigde Staten. Voordat hij afreist naar The Dolphin Hotel krijgt hij een ongeluk aan het strand in zijn huidige woonplaats aan de westkust. Tijdens het surfen wordt Mike overspoeld door een grote golf en hij verdrinkt bijna.

Het kan zijn dat Mike daadwerkelijk verdronken is en dat hij in het vagevuur (in de vorm van kamer 1408) zijn demonen moet bevechten om zo zijn trauma te boven te komen. De spookschrijver denkt zelf dat hij hallucineert vanwege een middeltje verstopt in de dure drank die hij van de hotelmanager cadeau heeft meegekregen. De film had, net zoals Jacob’s Ladder, kunnen eindigen op het moment dat Enslin de geest van zijn overleden kind omarmt. 1408 stelt het einde echter keer op keer uit. Alle mogelijke eindes worden uitgeprobeerd, alsof de makers zich geen raad wisten met het slot (een probleem dat 1408 fataal wordt).

Déjà vu nr. 4: John Cusack rijdt bij aanvang van een horrorfilm door een intense regenbui en klopt aan bij een motel. Het grootste gedeelte van het verhaal lijkt zich in zijn hoofd af te spelen. Cusack bewees in Identity (James Mangold, 2003) dat zijn aanwezigheid de kwaliteit van een op papier tamelijk banaal ogend griezelverhaal flink kan opkrikken. De acteur weet makkelijk en geloofwaardig tussen humor en verdriet te laveren. Hij is altijd een herkenbaar mens, hoe idioot de wereld ook is die om hem heen is geschapen. De acteur heeft soms aan één of twee woordjes genoeg om een cruciaal moment extra emotionele lading mee te geven.

In Identity wordt Cusack terzijde gestaan door de overige in het motel opgesloten personages. In het hotel van 1408 is hij voornamelijk op zichzelf aangewezen. De acteur weet in zijn eentje de aandacht vast te houden, totdat in de tweede helft van de film de digitale trucages de overhand nemen en Cusack willoos mag ronddraaien in een dolgedraaide carrousel. Zijn voornaamste tegenspeler is Samuel L. Jackson in de rol van hotelmanager Gerald Olin. Jackson is gecast voor het zorgen van verbaal vuurwerk tijdens een lange dialoog tussen Olin en Enslin. Deze scène zit vol uitleg en zou zonder een acteur als Jackson flink aan vaart hebben ingeboet. Na de lange dialoog (en een korte echo daarvan later in de film) verlaat Jackson 1408 ongezien via een zijdeur.

1408_groundhog

Déjà vu nr. 5: Groundhog Day. En zo is de cirkel weer rond.