Speed Racer (Larry and Andy Wachowski, 2008)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

speedracer

Wat er aan Speed Racer mankeert wordt haarfijn geïllustreerd in de scène waarin Spritle (Paulie Litt), het kleine broertje van de titelfiguur, samen met zijn chimpansee Willy het futuristische vliegtuig van antagonist Royalton (Roger Allam) binnendringt en zich daar tegoed doet aan het overdadig aanwezige snoepgoed. Uitgeput van het vreten liggen ze daarna allebei op de vloer. Ook de regisserende broers Larry and Andy Wachowski doen zich tegoed aan een teveel aan verblindend gekleurde zoetigheid. Dat ze de bijkans als religie opgediende ernst van de Matrix-trilogie achter zich willen laten, is te begrijpen, maar dat ze die verruilen voor een foplolly als Speed Racer is weer het andere uiterste.

Het metropolis van de gebroeders Wachowski is opgebouwd uit misselijkmakende marsepein. Speed Racer is een op hol geslagen kleuterfilm die oogt als een Jasmin-etalage vol plastic zuurtjes waar een orkaan doorheen raast. De vertelwijze is een uitputtende drietrapsoverdrijving, zoals tijdens de excursie in de raceautofabriek van Royalton waar de kijker wordt platgebombardeerd met visuele prikkels. In een moorddadig tempo worden in het openingskwartier achtergronden toegelicht van Speed Racer (een charismaloze Emile Hirsch), zijn familie (met John Goodman en een talentverspillende Susan Sarandon als bezorgde ouders) en zijn vriendinnetje (Christina Ricci, wiens aanwezigheid al jarenlang bij voorbaat een film kansloos maakt). De industriële potentaat Royalton wordt, net als alle andere slechteriken, vertolkt door een acteur met een Brits accent.

Ik had na het introducerende eerste kwartier door de overdaad aan vertelperspectieven geen enkele interesse in welk personage dan ook en al helemaal niet in het titelpersonage. De capriolen op het raceparcours zijn te onnavolgbaar om enig idee te krijgen van de spelregels, zodat tijdens de onrustig gemonteerde racemomenten geen seconde spelspanning voelbaar is. Al vijftien minuten na de openingstitel wilde ik het liefst de bioscoop verlaten. Ik probeerde het nog een half uurtje, totdat de stuitende poging tot humor van het jochie en zijn aapje (samen bij elkaar nog erger dan Jar Jar Binks in Stars Wars) mij echt te veel werd. Toen daarop het verhaal opnieuw werd stilgelegd door een scène vol pratende hoofden en gortdroge uitlegdialogen, verruilde ik de donkere zaal voor de aantrekkelijkere stralen van de weekendzon. Zonder het einde meegemaakt te hebben mag ik gerust stellen dat suikerspin Speed Racer de meest ondraaglijke blockbuster is van 2008.