Submarino (Thomas Vinterberg, 2010)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

submarino

[spoilers!]
Het deprimerende verhaal over Nick en zijn jongere broer doet een zwaar beroep op mijn incasseringsvermogen. De fatalistisch ingestelde hoofdpersonages vergooien in Submarino hun leven doelbewust, moedwillig en, alsof dat niet erg genoeg is, ook nog eens planmatig. De twee leggen zich niet alleen neer bij hun lot, maar doen er alles aan hun penibele situatie systematisch te verergeren. Hun handelingen zijn nergens aandoenlijk verkeerd ingecalculeerd of aangrijpend onverstandig, maar gewoonweg ontzettend dom. Het is lastig de neiging te onderdrukken waarschuwingen naar het filmdoek te roepen. Het sukkelige gedrag van de broers is zo ergerlijk dat mijn geplande waarschuwingen gaandeweg veranderen in verwensingen. Zoek het dan zelf maar uit, is de enige resterende gedachte.

Nick (Jakob Cedergren met baard) komt net uit de gevangenis en bivakkeert in een kleine woning aan een gehorige gang in een goedkoop flatgebouw. Herinneringen aan een traumatische ervaring uit de kindertijd maken een normaal bestaan voor hem onmogelijk. Toch heeft hij alle huidige ellende helemaal aan zichzelf te danken. Een typische scène is wanneer Nick bij een telefooncel niets door de hoorn durft te zeggen, daarna zijn vuist tegen de telefoon stukslaat en de opgelopen wond vervolgens onverzorgd laat. Drie handelingen waarvan de gevolgen geheel voor eigen rekening zijn.

Nick heeft een oppervlakkige, seksuele relatie met blonde buurvrouw Sofie (Patricia Schumann), een gescheiden moeder die haar zoontje niet meer mag zien. Als zij haar zoontje een middag stiekem mee naar huis neemt, verraadt Nick haar bij de politie. Hij heeft vanwege de herinnering aan zijn eigen alcoholistische moeder zo’n hekel aan het onverantwoordelijke moedergedrag van Sofie, dat hij haar een avond alleen laat met de broer van zijn ex-vriendin, de labiele, vrouwgevaarlijke Ivan (Morten Rose), zich ten volste bewust van de mogelijke dramatische gevolgen van deze ontmoeting. Dood door schuld, zou de rechter oordelen.

In de tweede helft van de film staat de jongere broer (Peter Plaugborg) centraal. Het hierboven aangestipte jeugdtrauma heeft van hem een heroïnejunk gemaakt. Alsof dat nog niet erg genoeg is, moet hij na het verkeersongeluk van zijn junkievrouw voort als weduwnaar en is hij in zijn eentje verantwoordelijk voor de opvoeding van zijn zoontje Martin (Gustav Fischer Kjærulff). De conclusie dat verslaving en ouderschap lastig samen gaan, kan ook zonder de film getrokken worden.

De broers komen elkaar na lange tijd tegen bij de begrafenis van hun moeder. Nick doneert zijn helft van de erfenis aan zijn jongere broer in de hoop dat neefje Martin een beter leven krijgt. In plaats van zijn leven te beteren gebruikt de broer de erfenis als startkapitaal voor een carrière als heroïnedealer. Zelfs de drugsleverancier vraagt of dat eigenlijk wel een verstandige keuze is, maar de broer weet zeker dat hij uit handen van justitie zal blijven. De kijker weet beter en wacht ongeduldig tot het leven van de junk onherroepelijk in het honderd loopt.

Thomas Vinterberg gebruikt onnodig veel incidenten om de parallelle levens van de broers aan elkaar te knopen. Niet alleen twee pogingen van Nick om telefonisch contact te krijgen, maar ook een fragment uit een televisieprogramma en het moment dat Ivan op straat wordt gemolesteerd door skinheads worden in beide filmhelften vanuit twee perspectieven waargenomen. Al die toevalligheden benadrukken het overgeconstrueerde karakter van de plot. Daarbij verworden personages tot marionetten.

5/10