Tot Altijd (Nic Balthazar, 2012)

Facebooktwitterpinterestlinkedin

totaltijd

De Vlaamse film Tot Altijd is gebaseerd op de strijd van politicus en MS-patiënt Mario Verstraete voor het recht op een wettelijk toegestane waardige zelfverkozen dood. Een waardevol onderwerp levert niet automatisch een geslaagde film op.

Tot Altijd bevat minstens drie omvangrijke struikelblokken, te beginnen bij de introductie. Het verhaal gaat van start in 1985, aan de vooravond van een demonstratie tegen Amerikaanse kruisraketten, ergens in bosrijk België. In het actiekamp ontmoeten we Mario (Koen De Graeve), zijn beste vriend Thomas (Geert Van Rampelberg) en hun gezamenlijke vriendin Lynn (Lotte Pinoy). Ze ervaren het uitje als een schoolreisje en vinden hun ménage à trois belangrijker dan de actie tegen het Amerikaanse konvooi. Na hun avontuur blijkt Lynn al een relatie te hebben en wordt de driehoeksverhouding voor lange tijd terzijde geschoven.

Een montage van enkele luttele minuten raffelt de rest van de voorgeschiedenis af. Of het gaat om het behalen van een bul, een trouwerij, de geboorte van een kind of de politieke aspiraties van Mario, alles wordt beleefd alsof het elke dag carnaval is. De vermoeiende joligheid van het zorgeloze leven (zo irritant dat ik bijna vroegtijdig uit de bioscoopzaal was weggelopen) moet ons voorbereiden op het slechte nieuws dat dokter Thomas zijn vriend na medisch onderzoek te melden heeft. En daarmee zijn we aanbeland bij de andere twee struikelblokken: de onevenwichtige toon en het zwabberende vertelperspectief.

De grappen zijn te matig om tegenwicht te bieden aan de ernst van het verhaal. De twee vrienden worden geportretteerd als onbehouwen deugnieten die tot twee keer toe in de film naar het hetzelfde Chinese restaurant gaan om de ober te pesten vanwege zijn spraakgebrek. De filmmakers vinden het belangrijker Mario neer te zetten als een malloot dan als een bevlogen politicus, dus in plaats van de context van zijn werk, zien we hem als een dolle met een invalidenwagen door de invalidenwagenwinkel racen alsof hij in een botsauto op de kermis zit. Vervolgens wordt van de kijker verlangd medelijden te hebben met Mario. Geen makkelijke opgave, want de eerste drie kwartier worden verteld vanuit het perspectief van dokter Thomas, een man zonder een leven buiten de ziekte van zijn vriend.

Hoofdpersonage Mario is lange tijd gereduceerd tot bijrol en wordt zo een vreemde in zijn eigen verhaal. In plaats van de aftakeling te beleven vanuit zijn perspectief, moeten we hem aan zijn vriend horen uitleggen hoe hij zich voelt. Zijn observaties bestaan uit tegeltjeswijsheden en clichés van het niveau ‘het glas is half vol’. Wat we leren over MS is de buitenkant: je moet op krukken lopen en scoort slecht tijdens Trivial Pursuit. Als we de wereld eindelijk vanuit Mario’s optiek bekijken, hebben de grootste veranderingen in zijn leven allang plaatsgevonden.

De bijrollen lijken voornamelijk bedoeld om in de slotscène de tafel tijdens Mario’s laatste avondmaal vol te krijgen. Geen enkele stoel blijft onbenut en dus is ook de masseur uitgenodigd. De ex-vrouw, Mario’s zoontje, zijn ouders, zijn vrolijke, gezette voormalige actiegenoot en diens vrolijke, gezette roodharige echtgenote kijken de hele film verdrietig en hoofdschuddend toe. Dat is ook de enige rol van vriendin Lynn wanneer ze laat in het verhaal terugkeert als verjaardagsverrassing.

Regisseur Nic Balthazar probeert de driehoeksverhouding halfslachtig opnieuw plaats te geven in de plot, maar de kloof tussen de introductiescènes aan het begin van de film en de terugkeer van de vrouw is te groot. Wie is zij, behalve medewerkster in een Vlaams filiaal van BCC? Heeft ze nog steeds een relatie met de man die we heel even aan het begin van de film zagen? Of is ze gescheiden en dus beschikbaar voor het continueren van haar amoureuze relatie met Mario en Thomas? Allemaal vragen die afleiden van het centrale thema van de film.

De juridische strijd van Mario blijft beperkt tot soundbites op televisieschermen en een toenemend aantal journalisten in en om het huis. Componist Henny Vrienten probeert heel dapper de score neutraal te houden en het verhaal te behoeden voor sentimentaliteit. Tijdens de meest dramatische ontwikkelingen wordt hij echter ingeruild voor aanzwellend koorwerk van componisten waar geen copyright meer op rust. Want wee de gebeente als er in de zaal niet gehuild wordt.

Als je toch nog ontroert raakt door de laatste scène, is dat niet vanwege de kwaliteit van de film, maar de kwaliteit van je empatisch vermogen.